M4 6.4 2021

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdvraag H6
Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in de wereld na de Koude Oorlog?

Slide 2 - Tekstslide

30 seconds = 40 seconds
Raad zoveel mogelijk omschrijvingen uit hoofdstuk 4, 5 en 6
  • Maak teams van 2x3  personen.  Er spelen twee teams tegen elkaar. 
  • Elke team heeft één beschrijver en twee raders (wissel deze rol af)
  • Raad zoveel mogelijk omschrijvingen op het kaartje binnen 30 seconden. Het team met de meeste punten wint!
  • De 'beschrijver' mag het woord op het kaartje niet noemen. Ook niet in vreemde taal. Ook hints, 'klinkt als', spellen of rijmen is niet toegestaan. Doe je dit wel, dan telt het begrip niet!
  • Tip: Overleg binnen team over begrippen die niet bekend zijn/noteren mag! 
  • Ben je klaar? Ga verder met de opdrachten zodat je kan aftekenen of je begint opnieuw en kijk je of je nu meer weet.


Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Uitleg 6.4
  • Zelfstandig werken
  • Maken 6.5 plus examentraining  hoofstuk 6
  • Aftekenen
Let op: Teken deze week minimaal 1 hoofdstuk af.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke twee taken heeft de Europese Commissie?
A
Opstellen van nieuwe wetten en zorgen dat de wetten uitgevoerd worden
B
Wetsvoorstellen goedkeuren en het parlement controleren
C
De leden van het Europees Parlement kiezen
D
Zorgen voor de uitvoering van wetten en controleren van de raad van ministers

Slide 6 - Quizvraag

Waarom heeft het Europees Parlement minder macht dan de Nederlandse Tweede Kamer?
A
Europees Parlement mag zelf geen wetten indienen.
B
Er zitten meer mensen in.
C
De Europese wetten gelden niet voor alle landen.,
D
Het Europees parlement mag alleen voorstellen wetten te wijzigen die de EC opgesteld heeft.

Slide 7 - Quizvraag

Welke volgorde is juist??

A
EGKS, EU, EG, euro
B
euro, EU, EG, EGKS
C
EGKS, EG, EU, euro.
D
EGKS, EG, euro, EU

Slide 8 - Quizvraag

Welke organisatie zie je op de afbeelding?
A
EG
B
EEG
C
EGKS
D
EU

Slide 9 - Quizvraag

Welk Europese instelling hoort bij de omschrijving.

Dagelijks bestuur van de EU
A
De Europese Commissie
B
Het Europese Parlement
C
De Raad van Ministers
D
geen van deze instellingen

Slide 10 - Quizvraag

Niet alle Europese landen zijn lid van de Europese Unie.
Welk land is geen lid?
A
Cyprus
B
Litouwen
C
Slovenië
D
Zwitserland

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel lidstaten heeft de Europese Unie?
A
26
B
27
C
28
D
29

Slide 12 - Quizvraag

Welke uitspraak over het Europees Parlement is juist?
Het Europees Parlement
A
mag wetten van de Europese Raad verbeteren.
B
vergadert om de zes maanden in een andere lidstaat.
C
wordt gevormd door de ministers van de afzonderlijke landen.
D
wordt rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Deelvraag 6.4
Wat kenmerkt de Nederlandse samenleving na 1980?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide