Close reading LUCHTPOST VOOR DE KERSTMAN

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 8

Heb jij wel eens van luchtpost gehoord?

Het boek

Als Martijn de kerstman per ballon een brief stuurt, wordt deze gevonden door een eenzame man die al zijn wensen vervult.

leesdoel les 1

Ik kan de wwwwwh vragen beantwoorden.

Wie, Wat, Waar, Waarom.

Wanneer en Hoe

De meester leest voor!

Onderstreep woorden die je niet snapt of kent.

Je kan de betekenis van het woord achterhalen door:

• terug te lezen
• vooruit te lezen
• delen van het woord te bekijken 

Lukt dat niet dan zoek je het woord op in een woordenboek.

naaister

vrouw die naaiwerk verricht

sprokkelen

afgevallen takjes verzamelen

flakkeren

onrustig bewegen van een vlam

de voerman

Hint: tegenwoordig heb je vrachtwagenchauffeurs.

iemand die de paarden ment (stuurt)

geheimzinnig

raadselachtig

houtsnijwerk

uit hout gesneden figuren

brommerig

mopperig

sinds

Sinds 1874 mogen kinderen tot 13 jaar  in Nederland niet meer werken.

Deze wet heet het Kinderwetje van meneer van Houten.

vanaf die tijd

verwend

verwennen = toegeven.

door verwennerij (toegeven) bedorven

verfrommelen

erg verkreuken

wonderlijk

Wat een wonderlijke bank is dit.

vreemd, merkwaardig

bundel

Je kunt ook een bundel  kranten hebben of hout.

pak van samengebonden voorwerpen

we gaan aan het werk

Lees goed en denk goed na.

Maak mooie, korte zinnen.

Wie spelen de hoofdrol in dit verhaal?

Wat doet Martijn in dit verhaal?

stationschef

Oud beroep.

de baas van het station

Waar wonen de hoofdrolspelers?

Waarom stuurt Martijn een luchtpostbrief?

Wanneer speelt dit verhaal zich af, in welk jaargetijde?  Hoe weet je dat?

Hoe verstuurt Martijn een brief naar de Kerstman? Hoe weet je dat?

Leesdoel 2

Ik leer wat verwijswoorden zijn.

Ik kan verwijswoorden herkennen in een zin en weet waar ze naar verwijzen.

Uitleg

Een verwijswoord verwijst naar een ander woord, of groepje woorden, in de tekst.

Meestal staat dat woord in de vorige zin. Soms staat het wat verder weg en moet je een stukje verder teruglezen. Heel soms staat het woord waarnaar het verwijswoord verwijst in de zin erna. Dan moet je een stukje verder lezen.

Voorbeelden: hij, zij, ze, het, haar, hem, hun, die, dat, er, daar, dan

Op de plaats van het verwijswoord kun je altijd een ander woord of een groepje woorden invullen.

Instructie

Martijn is morgen jarig. Martijn gaat op appels trakteren. 

Martijn is morgen jarig. Hij gaat op appels trakteren. 

• Verwijswoord: hij
  
• Verwijst naar: Martijn
  

Othman eet een bord pasta. Dit heeft hij zelf gemaakt.

Waar verwijst “dit” naar?

1. Othman
2. eet
3. Een bord
4. Pasta

De kinderen gaan pannenkoeken eten bij oma. Ze helpen haar met bakken.

Waar verwijst “haar” naar?

1. De kinderen
2. Pannenkoeken
3. Eten
4. Oma

De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden.

Waar verwijst “hij” naar?

1. De jongen
2. Zit
3. Op
4. Het hek

verwijswoorden zijn bijvoorbeeld:

- ik, hij, haar, ons, jullie, hem.....

- mijn, jouw, zijn, onze...........

- die, dit, dat, deze.............

Controleer altijd of het klopt. Schrijf in de plaats van het verwijswoord het echte woord of groepje woorden.

De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden. 

• Hij

• De jongen
  

Juf Else springt het water in, want ze heeft het warm. 

• Ze

• Juf Else

We gaan samen het verhaal lezen.

Tijdens het lezen wil ik dat je let op verwijswoorden .
Als je een verwijswoord ziet zet je er een streep onder.

aan het werk

Je mag met je buurman of buurvrouw overleggen.

Beantwoord de 11 vragen over verwijswoorden.

Tip of Top

• Wat heb jij geleerd vandaag
• Heb je nog een top of tip