persoonsvorm

persoonsvorm
1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

tt of vt
Vul de goede vorm van de persoonsvorm in.
Let op of je tt of vt moet invullen!

Slide 2 - Tekstslide

Donderdagochtend (komen - vt) veel kinderen te laat op school.

Slide 3 - Open vraag

Het (sneeuwen - vt) vorige week.

Slide 4 - Open vraag

Veel kinderen (houden - tt) heel erg van sneeuw.

Slide 5 - Open vraag

Vandaag (hagelen - vt) het ook heel even.

Slide 6 - Open vraag

(Hebben - tt) jij je boek al uit?

Slide 7 - Open vraag

Veel docenten (lezen - tt) graag.

Slide 8 - Open vraag

Vroeger (lezen - vt) ik veel meer.

Slide 9 - Open vraag

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 10 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 11 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 12 - Tekstslide

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 13 - Tekstslide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 14 - Tekstslide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 15 - Tekstslide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 16 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 19 - Tekstslide

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 20 - Tekstslide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 21 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 22 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 23 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 24 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 25 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 26 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Is
GEVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Is
KOPEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Is
RENNEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Is
SNOEPEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

WERKWOORD IS GÉÉN PV

Als een werkwoord geen pv is en je hoort niet of de laatste letter een -d of een -t is, dan maak je het woord langer.

Je hoort dan of je een -d of een -t schrijft.


Schrijf het werkwoord altijd

zo kort en zo eenvoudig mogelijk op.

Slide 33 - Tekstslide

LEES (EN BELUISTER) DE TEKST

Slide 34 - Tekstslide

Een hamster is zondagavond in de Zonstraat in Hengelo uit de lucht naar beneden gezeild.
___
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 35 - Quizvraag

Een hamster is zondagavond in de Zonstraat in Hengelo uit de lucht naar beneden gezeild.
________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 36 - Quizvraag

Het jonge dier zat in een balletje.
____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 37 - Quizvraag

In dat balletje hing hij onder een miniparachute.
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 38 - Quizvraag

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 39 - Quizvraag

De ouders schakelden direct de politie in.
____________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 40 - Quizvraag

Medewerkers van de Dierenambulance hebben zich over de hamster ontfermd.
________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 41 - Quizvraag

Medewerkers van de Dierenambulance hebben zich over de hamster ontfermd.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 42 - Quizvraag

Volgens een politievoorlichtster maakt hij het goed. hamster ontfermd.
_______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 43 - Quizvraag

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 44 - Quizvraag

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 45 - Quizvraag

Tot nu toe heeft dat niets opgeleverd.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 46 - Quizvraag

Tot nu toe heeft dat niets opgeleverd.
____________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 47 - Quizvraag

Met plakband heeft Josien de envelop extra (verstevigen).

Slide 48 - Open vraag

Onze rookmelder (registreren) ook koolmonoxide.

Slide 49 - Open vraag

Mijn opa (fluiten) vroeger altijd hetzelfde deuntje.

Slide 50 - Open vraag

Gisteren heb ik een half uur met tegenwind (fietsen).

Slide 51 - Open vraag

Door een val heeft Wesley zijn knie (verwonden).

Slide 52 - Open vraag

Vroeger (proeven) ik geen onbekende groentes.

Slide 53 - Open vraag

Dat je dat verhaal zomaar hebt (geloven).

Slide 54 - Open vraag

(Branden) je broer ook altijd zijn vingers bij het barbecueën?

Slide 55 - Open vraag

Na jaren trainen (zwemmen) Tim vorige week een record op de 100 meter.

Slide 56 - Open vraag

Het heeft vannacht heel erg (vriezen).

Slide 57 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 58 - Open vraag