In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.
Bijvoorbeeld:
worden - en = word
leiden - en = leid
houden -en = houd
Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit
geloven - en = gelov
reizen - en = reiz
lopen - en = lop
Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan
naar de ik-vorm
geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof
reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis
lopen - en = lop - de ik-vorm = loop
1. Spelling
van de persoonsvorm
in de
tegenwoordige tijd
De persoonsvorm spellen in de
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden
Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:
schrijf alleen de stam
ik loop
ik fiets
ik praat
ik vind
loop jij
fiets jij
praat jij
vind jij
Enkelvoud andere vormen:
schrijf de stam + t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Meervoud:
schrijf het hele werkwoord
wij lopen
zij fietsen
jullie praten
Fred en Laurien vinden
2. Spelling
verleden tijd
PERSOONSVORM
VERLEDEN TIJD
ZWAKKE WERKWOORDEN
ZWAKKE en STERKE
werkwoorden
Wat is het verschil?
STERKE
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
REGELS verleden tijd
bij sterke werkwoorden
In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt
VOORBEELD
STERKE WERKWOORDEN
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
Als een werkwoord geen pv is en je hoort niet of de laatste letter een -d of een -t is, dan maak je het woord langer.
Je hoort dan of je een -d of een -t schrijft.
Schrijf het werkwoord altijd
zo kort en zo eenvoudig mogelijk op.