10 donker bruine ogen (AA) -> 20 allelen A
15 licht bruine ogen (Aa) -> 15 allelen A en 15 allelen a
5 blauwe ogen (aa) -> 10 allelen a
samen 35 allelen A en 25 allelen a (samen 60 allelen bij 30 leerlingen - klopt)
allelfrequentie p= 35/60 = 0,58; q= 25/60 = 0,42
Theoretische frequenties van genotypen:
AA = p2 = 0,34 (0,34 x 30 leerlingen = 10,2 leerlingen (gevonden: 10)
Aa = 2pq = 0,49 (0,49 x 30 leerlingen = 14,7 leerlingen (gevonden: 15)
aa = q2 = 0,18 (0,18 x 30 leerlingen = 5,4 leerlingen (gevonden: 5) ->conclusie?