Quiz H1

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare school

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 1 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Het minimumloon is een goede zaak om uitbuiting van arbeiders tegen te gaan."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 2 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"De overheid moet zich niet te veel bemoeien met mijn zaken."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 3 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Je bent verantwoordelijk voor je eigen keuzes. Wie wil werken, zal wel werk vinden!"
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 4 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Politie en leger is belangrijk om eigendommen te beschermen. Dit is een kerntaak van de overheid."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 5 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"De overheid kan beter te veel dan te weinig wetten maken, om arbeiders te beschermen."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 6 - Quizvraag

Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning

Slide 7 - Quizvraag

Wie mocht er na 1848 de leden van de Tweede kamer kiezen?
A
Alle inwoners van Nederland
B
Alle mannelijke inwoners van Nederland
C
Alle inwoners van Nederland die voldoende belasting betaalden.
D
De Provinciale Staten

Slide 8 - Quizvraag

Noem 3 vrijheidsrechten die in de grondwet staan.

Slide 9 - Woordweb

Welke zin is juist?
A
Vrijheidsrechten beschermen de overheid tegen de burger.
B
Vrijheidsrechten beschermen de burger tegen de overheid.
C
Vrijheidsrechten beschermen de overheid door de burger.
D
Vrijheidsrechten beschermen de burger door de overheid.

Slide 10 - Quizvraag

Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet ook alweer het recht om een wetsvoorstel te doen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht

Slide 12 - Quizvraag

Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht

Slide 13 - Quizvraag

Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht

Slide 15 - Quizvraag

CONTROLERENDE TAKEN
WETGEVENDE TAKEN
Initiatiefrecht
Amendementsrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Budgetrecht

Slide 16 - Sleepvraag

ALLEEN TWEEDE KAMER
EERSTE KAMER & TWEEDE KAMER
Initiatiefrecht
Amendementsrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Budgetrecht

Slide 17 - Sleepvraag

IN DE GRONDWET VÓÓR 1848
IN DE GRONDWET VANAF 1848
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van onderwijs
Vrijheid van drukpers
Vrijheid van vereniging en vergadering

Slide 18 - Sleepvraag

WETGEVENDE MACHT
UITVOERENDE MACHT
RECHTERLIJKE MACHT
ministers
rechters
straffen
Eerste Kamer
regering
oppositie
budgetrecht
amendementsrecht
verkiezingen

Slide 19 - Sleepvraag

Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland

Slide 20 - Quizvraag

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 21 - Quizvraag

Hoe komt het dat tussen 1850-1900 vooral liberalen in het parlement zitten?
A
districtenstelsel
B
censuskiesrecht
C
censuur
D
parlementaire democratie

Slide 22 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.

1 De ergste missstanden verdwijnen
2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie.
3 Er komen sociale wetten
4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.

Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 23 - Quizvraag

Voor welke groep kinderen betekende de invoering van de kinderwet dat ze in 1874 ineens niet meer hoefden te werken?
A
Voor alle kinderen die vóór de invoering van de leerplicht nog wel werkten.
B
Voor de kinderen boven de 12 die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.
C
Voor de kinderen tot 12 jaar die thuis of op het land werkten.
D
Voor de kinderen tot 12 jaar die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.

Slide 24 - Quizvraag

Aletta Jacobs is bekend
geworden vanwege
het strijden voor
A
onderwijs voor kansarmen
B
vrede
C
vrouwen emancipatie
D
het milieu

Slide 25 - Quizvraag

Welke twee doelen had de eerste feministische golf?
A
Algemeen mannenkiesrecht en gelijke rechten man en vrouw
B
Algemeen vrouwenkiesrecht en gelijke rechten man en vrouw
C
Recht op onderwijs en sociale wetgeving
D
Algemeen vrouwenkiesrecht en algemeen mannenkiesrecht

Slide 26 - Quizvraag

Wie zal er niet tevreden zijn geweest met de Pacificatie van 1917?
A
socialisten
B
katholieken
C
protestanten
D
feministen

Slide 27 - Quizvraag

Socialisten
Liberalen
Confessionelen
Deze groep wilden algemeen kiesrecht. Maar belangrijker vonden ze de werk- en woonomstandigheden van de arbeiders. Arbeiders voor vrouwen!
Deze groep vond vooral vrijheid belangrijk. Sommigenvoor vrouwenkiesrecht , sommigentegen
Deze groep vond dat politiek een zaak van de man was. Alleen het mannelijke hoofd van het gezin mocht stemmen!

Slide 28 - Sleepvraag

Vrede die gesloten werd tussen de confessionelen en de socialisten in 1917
A
Pacificatie van 1917
B
Pacificatie van 1918
C
Pacificatie van 1919
D
Pacificatie van 1920

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van de pacificatie van 1917?
A
Algemeen Kiesrecht
B
Einde Schoolstrijd
C
Bijzondere scholen worden betaald door overheid
D
Algemeen mannen kiesrecht

Slide 30 - Quizvraag