Staatsinrichting


Hoe zag het bestuur van Nederland er uit 
tussen 1815-1848?
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Hoe zag het bestuur van Nederland er uit 
tussen 1815-1848?

Slide 1 - Tekstslide

Benoemt
Verantwoording
Kiest

Slide 2 - Tekstslide

Revolutiejaar 
1848


  • De Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
  • Overal in Europa breken opstanden (revoluties) uit...

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Nieuwe Grondwet
1848

Slide 5 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Nederland willen de burgers in opstand komen...
...maar koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 6 - Tekstslide

Gevolgen (1)
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)

Slide 7 - Tekstslide

Gevolgen (2)

  • Parlementaire democratie (=parlement heeft het laatste woord)

  • Constitutionele monarchie (=koning moet zich aan de grondwet houden)

Slide 8 - Tekstslide


Hoe zag het bestuur 
van Nederland er 
vanaf 1848* uit?










*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig


Slide 9 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 10 - Tekstslide

   Voor 1848                 Na 1848

Slide 11 - Tekstslide

1815
1848

Slide 12 - Tekstslide

Trias Politica


  • Belangrijk onderdeel van een parlementaire democratie

  • Verdeling van de macht in het land in drie machten

Slide 13 - Tekstslide

Trias Politica
(Driemachtenleer)











Slide 14 - Tekstslide


Grondrechten



  • Grondrechten staan Hoofdstuk 1 van de Grondwet (van 1983)
  • Het belangrijkste onderdeel, het anti-discriminatie-artikel, is Artikel 1
  • Ze zijn bedacht in een tijd dat grondrechten niet vanzelfsprekend waren.
  • Er wordt een onderscheid gemaakt in Klassieke- en Sociale grondrechten

Slide 15 - Tekstslide

Klassieke grondrechten

  • Beschermen ons tegen de overheid 
  • Staan sinds 1848 in de Grondwet 

Bijvoorbeeld:
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van drukpers
  • Vrijheid van vereniging en vergadering
  • Vrijheid van onderwijs

Slide 16 - Tekstslide


Sociale grondrechten



  • Plichten van de overheid
  • Zorgen voor een goed bestaan


  • Zijn pas later (1983) in de Grondwet opgenomen, hoewel ze al eerder bestonden.

Slide 17 - Tekstslide


bijvoorbeeld:



  • Recht op veilig bestaan

  • Recht op onderwijs

  • Recht op gezondheidszorg

  • Recht op woongelegenheid

  • Recht op bewoonbaar gebied

  • Recht op rechtsbijstand

  • Recht op werk

Slide 18 - Tekstslide


Coalitie en oppositie

  • In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
  • Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken
  • Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie.
  • Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie

Slide 19 - Tekstslide


Taken van het parlement

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdtaken Eerste Kamer



  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Wetsvoorstellen beoordelen

Slide 23 - Tekstslide

Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (1)
  • Recht van budget (goed- of afkeuren van de staatsbegroting

  • Recht van enquête (tot op de bodem uitzoeken van een bepaalde zaak)

  • Vragenrecht: recht om het kabinet vragen te stellen ('vragenuurtje') 

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdtaken Tweede Kamer


  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Maken van wetten (wetgevende taak)

Slide 25 - Tekstslide

Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (2)

  • Recht van interpellatie (minister verplichten tot een debat)

  • Motierecht: recht om een motie een wens van de Kamer) in te dienen 

Slide 26 - Tekstslide

Wetgevende instrumenten (rechten) die alleen de Tweede kamer heeft

  • Recht van amendement (wetsvoorstellen aanpassen)

  • Recht van initiatief (Kamerleden kunnen zelf met een wetsvoorstel komen i.p.v. de minister)

Slide 27 - Tekstslide


Van wetsvoorstel
tot wet

Slide 28 - Tekstslide

Wie mogen met een wetsvoorstel komen?

  • Ministers (ondersteuning vanuit een ministerie)

  • Kamerleden mogen met een voorstel voor een nieuwe wet komen (recht van initiatief) of een wijziging op een wetsvoorstel indienen (recht van amendement)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Herhaling paragraaf 1.1
Een nieuwe grondwet

Slide 31 - Tekstslide

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 32 - Quizvraag

Wie schreef de nieuwe grondwet in 1848?
A
Willem II
B
Thorbecke
C
Hooghoudt
D
Schimmelpenninck

Slide 33 - Quizvraag

VÓÓR 1848
VANAF 1848
Koning heeft alle macht
Ministeriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie
Koning is onschendbaar 

Slide 34 - Sleepvraag

Koninkrijk met een grondwet
Staat waarin de burger via de Eerste en Tweede Kamer invloed heeft
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie

Slide 35 - Sleepvraag

Johan Rudolf Thorbecke was onderdeel van een politieke stroming.

Welke politieke stroming?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Conservatieven

Slide 36 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"De overheid moet zich niet te veel bemoeien met mijn zaken."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 37 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Het minimumloon is een goede zaak om uitbuiting van arbeiders tegen te gaan."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 38 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Je bent verantwoordelijk voor je eigen keuzes. Wie wil werken, zal wel werk vinden!"
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 39 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"Politie en leger is belangrijk om eigendommen te beschermen. Dit is een kerntaak van de overheid."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 40 - Quizvraag

Past de onderstaande uitspraak bij een liberaal?

"De overheid kan beter te veel dan te weinig wetten maken, om arbeiders te beschermen."
A
Liberaal
B
Niet liberaal

Slide 41 - Quizvraag

Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning

Slide 42 - Quizvraag

Wie mocht er na 1848 de leden van de Tweede kamer kiezen?
A
Alle inwoners van Nederland
B
Alle mannelijke inwoners van Nederland
C
Alle mannelijke inwoners van Nederland die voldoende belasting betaalden.
D
De Provinciale Staten

Slide 43 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Grondrechten beschermen de overheid tegen de burger.
B
Grondrechten beschermen de burger tegen de overheid.
C
Grondrechten beschermen de overheid door de burger.
D
Grondrechten beschermen de burger door de overheid.

Slide 44 - Quizvraag

Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken Regering controleren
B
Wetgeving maken Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren Dagelijks bestuur van het land

Slide 45 - Quizvraag

Hoe heet ook alweer het recht om een wetsvoorstel te doen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht

Slide 46 - Quizvraag

CONTROLERENDE TAKEN
WETGEVENDE TAKEN
Initiatiefrecht
Amendementsrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Budgetrecht

Slide 47 - Sleepvraag

Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht

Slide 48 - Quizvraag

ALLEEN TWEEDE KAMER
EERSTE KAMER & TWEEDE KAMER
Initiatiefrecht
Amendementsrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Budgetrecht

Slide 49 - Sleepvraag

IN DE GRONDWET VÓÓR 1848
IN DE GRONDWET VANAF 1848
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van onderwijs
Vrijheid van drukpers
Vrijheid van vereniging en vergadering

Slide 50 - Sleepvraag

WETGEVENDE MACHT
UITVOERENDE MACHT
RECHTERLIJKE MACHT
ministers
rechters
straffen
Eerste Kamer
regering
oppositie
budgetrecht
amendementsrecht
verkiezingen

Slide 51 - Sleepvraag

Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering

Slide 52 - Sleepvraag