betoog 2F

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Opbouw van een betoog
Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding + stelling = neem een standpunt in
  2. Kern met argumentatie
    - Twee argumenten voor
    - Argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 3 - Tekstslide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 4 - Tekstslide

INLEIDING - hoe begin je?
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je standpunt
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
 Jouw onderwerp is het gebruik van lachgas door jongeren. Als introductie beschrijf je (bijvoorbeeld) een gebeurtenis die in het nieuws verscheen, namelijk dat er zeker 64 jongeren met een dwarslaesie in het ziekenhuis terecht zijn gekomen door het gebruik van lachgas. Uit deze introductie van je onderwerp volgt als logisch standpunt: lachgas zou verboden moeten worden door de overheid.

Slide 6 - Tekstslide

MIDDENSTUK
  • Verdeel het in drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) (AUB)
  • Eén tegenargument + weerlegging
  • Licht elk argument dus toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. 

Slide 7 - Tekstslide

Vervolg middenstuk
  • Begin elke alinea met een signaalwoord (ten eerste, bovendien, tot slot).
  • Ondersteun elk argument zo mogelijk met een bron en gebruik betrouwbare bronnen. Denk bijvoorbeeld aan krantenartikelen. Dit doe je door in je lopende tekst de bron te noemen, bijvoorbeeld: Volgens Barry Ruijter, neuroloog in opleiding bij het Amsterdamse ziekenhuis OLVG, zijn er steeds meer problematische gebruikers van lachgas (2020). 
  • Behalve het noemen van je argument en je bron, kun je de tekst nog versterken door, waar mogelijk, voorbeelden te geven.

Slide 8 - Tekstslide

Weerlegging
Je kunt zeggen dat verbieden door de overheid betutteling is en dat jongeren hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Hoewel sommige jongeren inderdaad in staat zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen, geldt dit niet voor iedereen en aangezien de gevolgen zo gevaarlijk zijn, moeten we deze betutteling voor lief nemen. Veiligheid gaat boven alles.

Slide 9 - Tekstslide

SLOT
In het slot van je betoog noem je nogmaals kort je argumenten voor je standpunt. Je voegt in het slot nooit nieuwe informatie toe! 
Je standpunt volgt vanzelfsprekend logisch uit je argumenten: [herhalen argumenten], daarom vind ik dat [standpunt]. 

Slide 10 - Tekstslide

SLOT (vervolg)
Tot slot probeer je je tekst op zo’n manier af te sluiten, dat de tekst nog even blijft hangen in het hoofd van de lezer. 
Dit doe je door te eindigen met een uitsmijter. Een uitsmijter is een krachtige slotzin van je tekst, bijvoorbeeld: 
Met lachgas vergaat je het lachen!     

Slide 11 - Tekstslide