1. Maak tweetallen (persoon A + B)
2. Er hangen een aantal A4-tjes in het klaslokaal met 16 Spaanse woorden.
3. Persoon A probeert zo snel mogelijk alle Spaanse woorden te bekijken, te onthouden, en aan persoon B door te geven.
4. Persoon B schrijft de woorden allemaal apart op een post-it (persoon A spelt het woord, als dat nodig is).
5. Welk team is als eerste klaar?
6. Elk goed woord levert 3 punten op. Een spelfout is 1 punt aftrek.