In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
26.6 transferpricing
Slide 1 - Tekstslide
Even herhalen...
Slide 2 - Tekstslide
Op een machine wordt € 400 per jaar afgeschreven, de levensduur is 5 jaar en de verwachte restwaarde is € 1.000. Bereken de oorspronkelijke aanschafprijs
timer
1:30
Slide 3 - Open vraag
De aanschafprijs inclusief bijkomende kosten van een auto is € 40.000 De afschrijving per jaar bedraagt € 5.000. Bereken het afschrijvingspercentage
timer
1:00
Slide 4 - Open vraag
Aanschaf machine op 1/1/2021 a € 260.000,- Levensduur 20 jaar, Restwaarde € 20.000,- Boekwaarde op 31/12/2025?
A
€ 180.000,-
B
€ 192.000,-
C
€ 200.000,-
D
€ 212.000,-
Slide 5 - Quizvraag
Het OLZ koopt een printer voor € 5.000. De installatiekosten zijn € 50 De econ. levensduur is 5 jaar en de restwaarde is € 1.000 Bereken de interestkosten (2%) over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen in € per jaar (afronden op 2 DECIMALEN, met € teken).
Slide 6 - Open vraag
Duurzaam productiemiddel
Aanschafwaarde
Restwaarde
Technische levensduur
Economische levensduur
Complementaire kosten
Boekwaarde
Afschrijving
Prijs om productiemiddel te kopen + de bijkomende kosten
Gebouwen, machines, transportmiddelen
Geschatte opbrengst aan het einde van de levensduur bij verkoop
Hoe lang een actief (productiemiddel) fysiek werkt.
Als een nieuw actief (productiemiddel) goedkoper dan het bestaande actief.
Alle kosten die samenhangen met het duurzame productiemiddel.
De waarde waarvoor het actief op de balans staat.
In de boekhouding tot uitdrukking brengen van waardevermindering
Slide 7 - Sleepvraag
De inventaris heeft een aanschafwaarde van €45.000 en een restwaarde van €4.500. De inventaris wordt in 10 jaar lineair afgeschreven. Bij aanschaf kwamen er €2.500 montagekosten bij. De interestkosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van deze inventaris bedragen 1,75% over de gehele levensduur. Bereken de interestkosten.
Slide 8 - Open vraag
De inventaris heeft een aanschafwaarde van €45.000 en een restwaarde van €4.500. De inventaris wordt in 10 jaar lineair afgeschreven. Bij aanschaf kwamen er €2.500 montagekosten bij. De interestkosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen van deze inventaris bedragen 1,75% over de gehele levensduur. Bereken de totale kosten voor de inventaris.
Slide 9 - Open vraag
Wat is een arbeidsuurtarief?
A
Brutoloon per uur van een medewerker
B
Tarief voor personeelskosten per productief uur
C
Het tarief dat je factureert aan je klant
D
Brutoloon per uur van een medewerker + winstopslag
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent 'gederfde interest'?
A
Verdiende interest
B
Betaalde interest
C
Reële interest
D
Misgelopen interest
Slide 11 - Quizvraag
26.6 Transferpricing
Business units
Shared service centers: afdelingen die werkzaamheden uitvoeren voor verschillende business units. Bijv.: onderhoud, IT, marketing, catering etc
Slide 12 - Tekstslide
29.6 Transferpricing
Transfer price is de prijs die afdelingen/ bedrijfsonderdelen elkaar in rekening brengen.
Marktgebaseerde transfer prijs
Kostengebaseerde transfer prijs (+ opslag?)
Onderhandelde transfer prijs (geen gedwongen afname van diensten binnen de eigen onderneming)
Internationaal belastingdienst: At arm's length = zakelijke prijs = meestal marktprijs
Slide 13 - Tekstslide
29.6 Transferpricing: royalties
Door business units royalty's (merkrechten) en vergoedingen voor diensten aan andere bedrijven in het buitenland te laten betalen wordt winstbelasting ontweken
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat transferpricing is
Je kunt verklaren hoe transferpricing wordt gebruikt om de winst te beïnvloeden.