Quiz introductie oncologie

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

Een kwaadaardige tumor wordt ook wel maligne genoemd

1. Waar
2. Niet waar

Apoptose

1. heeft iets te maken met vaatvernieuwing
2. gaat over het type kanker
3. gaat over de snelheid van tumorgroei
4. heeft betrekking tot celdood

wat is geen risicofactor voor het krijgen van kanker?

1. leeftijd
2. chemicaliën
3. infecties
4. vaak blessures door overmatig sporten

Een benigne tumor moet altijd behandeld worden

1. Waar
2. Niet waar

De behandeling van kanker bestaat altijd uit een operatie (verwijdering van de tumor)

1. Waar
2. Niet waar

Een lipoom is:

1. goedaardige tumor van vetweefsel
2. kwaadaardige tumor van epitheelcellen
3. goedaardige tumor van spierweefsel
4. tumor uitgaande van bepaalde hersencellen

B = carcinoom

C= myoom

D= glioom

Angiogenese

1. heeft iets te maken met vaatvernieuwing
2. gaat over het type kanker
3. gaat over de snelheid van tumorgroei
4. heeft betrekking tot celdood

Door een steriele ontsteking kunnen klachten tijdelijk verergeren
wanneer kan deze ontstaan?

1. hormoonbehandeling
2. chirurgische ingreep
3. chemotherapie
4. radiotherapie

Onder klassieke behandelingen verstaan we o.a. operatie, radiotherapie en chemotherapie

1. Waar
2. Niet waar

immunotherapie pakt net als chemotherapie de kanker direct aan

1. Waar
2. Niet waar

Wat zijn symptomen van een "bestralingskater"?

1. misselijk en duizelig
2. moe en "grieperig"
3. moe en misselijk
4. lage weerstand

een tumor is kortgezegd een ophoping van nieuwe foute cellen

1. niet waar
2. waar

Een benigne tumor kan nooit in omliggend weefsel groeien

1. waar
2. niet waar

botontkalking is een bijwerking van

1. hormoontherapie
2. chemotherapie
3. immunotherapie
4. radiotherapie

Zijn de leerdoelen behaald?

Hoe ziet jij ideale les eruit
(duur; 3 lesuren!)

escaperoom?