KGT les 53 verwijswoorden

Kern les 53
Goedemorgen!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kern les 53
Goedemorgen!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
-Lezen
-Afmaken les 38
-Uitleg les 53
- Maken les 53

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 15 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga op NOS artikelen lezen. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
KERN 38: alle opdrachten 
Hulp nodig?
Overleg met je buurman/buurvrouw.
Lees uitleg.
Tijd?
15 minuten
Klaar? 
Verder met de les
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bij de-woorden gebruik je altijd die of deze.

Bij het-woorden gebruik je altijd dat of dit.

Slide 6 - Tekstslide

Deze en dit verwijzen naar iets wat dichtbij is
Deze spelcomputer heb ik voor mijn verjaardag gekregen
Dit spel zat er gratis bij.

Slide 7 - Tekstslide

Die en dat verwijzen naar iets wat veraf is
Die fietser reed door het rode licht.
Dat kruispunt is erg gevaarlijk.

Slide 8 - Tekstslide

1. Het aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het lidwoord staan, vóór een *zelfstandig naamwoord

Dit spelletje is erg leuk!
2.Het aanwijzend voornaamwoord kan ook voor een bijvoeglijk naamwoord staan.
 
Ik vind dat vrolijke meisje erg leuk.
 3.Het aanwijzend voornaamwoord kan ook in de plaats van een zelfstandig naamwoord staan

Dit vind ik erg leuk.
Dit vervangt in deze zin een zelfstandig naamwoord.
De zin had ook kunnen zijn: Dit spel vind ik erg leuk.

Slide 9 - Tekstslide

Zo’n verwijst naar woorden in het enkelvoud
het spel  zo’n spel
de fietser  zo’n fietser
Zulke verwijst naar woorden in het meervoud
de spellen  zulke spellen
de fietsers  zulke fietsers


Slide 10 - Tekstslide

De chocolaatjes, die op het schaaltje lagen, waren erg gewild.

betrekkelijk voornaamwoord
Er ging een muzikale inleiding aan de trouwerij vooraf. Die was prachtig.

aanwijzend voornaamwoord

Slide 11 - Tekstslide

BELANGRIJK!
Verwijswoorden wijzen iets of iemand aan!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit/dat
B
deze/die
C
die/dit
D
dat/deze

Slide 14 - Quizvraag

wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Welk verwijswoord?
De stoel.
A
dit en dat
B
die en deze

Slide 17 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 18 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat?
KERN 53: maak alle opdrachten
Hulp nodig?
Overleg met je buurman/buurvrouw.
Lees uitleg.
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar? 
Alle lessen nakijken!  Daarna lezen 

Slide 19 - Tekstslide