aanwijzend en vragend voornaamwoord

Terugblik: feit, mening, argument
Utrecht is de hoofdstad van Nederland.
Utrecht is de mooiste stad van Nederland.

Feit of mening?
Grammatica woordsoorten
§4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Terugblik: feit, mening, argument
Utrecht is de hoofdstad van Nederland.
Utrecht is de mooiste stad van Nederland.

Feit of mening?
Grammatica woordsoorten
§4 aanwijzend en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen:
Verdeel de onderstaande woorden in twee groepen: welke woorden horen volgens jullie bij elkaar? Er zijn verschillende goede oplossingen.
deze – wie – waar – daar – dit – welk – die – wat – dat

Fluister met elkaar. 
Noteer jullie antwoord in Word/ Pages/ Notes
Je hebt 2 minuten.
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht bespreken:
wie, waar, welk, wat vragen naar iets 

en 

deze, daar, dit, die en dat wijzen iets aan


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen:
- Je kunt een aanwijzend en vragend voornaamwoord herkennen in de zin.

Slide 4 - Tekstslide

Kies:

  1. Met de klas: luister mee met de uitleg, maak daarna de opdrachten. 
  2. Zelfstandig: lees/ bekijk zelf de uitleg van de methode + maak daarna de opdrachten.

Slide 5 - Tekstslide

Ik doe mee met de uitleg:
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde

Voorbeeldzinnen (zie volgende dia)

> het aanw.vnw. wijst iets aan...

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen  aanw.vnw
Die boeken moeten nodig opgeruimd worden. 
Ik zou dat niet zo stellig durven zeggen. 
Zulke dingen kun je niet ongestraft doen. 
Wil je deze chocolaatjes, of heb je liever zulke
Zo’n huis is niet voor iedereen weggelegd. 
Ik heb precies datgene geleerd wat ik wilde leren. 
Zullen contact opnemen met degenen die de prijs gewonnen hebben? 
Zij kwam zelf het goede nieuws brengen. >> Als 'zelf' op zichzelf staat, is het een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
1) Wie
2) Wat
3) Welk(e)
4) Wat voor (een)
> Leer deze woorden uit je hoofd...
> De woorden duiden een vraag aan.
> Staan niet altijd aan het begin van een vraagzin
> Meer zijn er niet!

Slide 9 - Tekstslide

Tips bij de opdrachten
> Kijk mee
> Noteer/ onthoud de tips
> Dat is handig als je zo aan de slag gaat!

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
>>  Maak § 4 aanwijzend voornaamwoord en  vragend voornaamwoord opdracht blz. 212 opdracht 1 t/m 5  
>> Stel je vragen!













































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Slide 11 - Tekstslide

Check leerdoel(en)
- Je kunt een aanwijzend en vragend
 voornaamwoord herkennen in de zin.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 13 - Quizvraag

Waar, wanneer, waarom, waardoor, hoe zijn vragende voornaamwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is géén vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Hoe
C
Wat
D
Welk

Slide 15 - Quizvraag


Wat voor een boek heeft dat meisje meegenomen?
Welk woord is het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 16 - Open vraag


Ik heb hetzelfde boek gekozen als zij.
Welk woord is het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 17 - Open vraag


Zulke verhalen vind ik leuker dan andere.
Welk woord is het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 18 - Open vraag


Grappig dat we van dezelfde verhalen houden.
Welk woord is het aanwijzend voornaamwoord?

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk
Maak H4 aanwijzend en vragend voornaamwoord af.

Slide 20 - Tekstslide