In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Proeftoets
Slide 1 - Tekstslide
Vraag 1: R10 Meester Jochem bespreekt in groep 1-2 een praatplaat over piraten. Welke vraag past het best bij het niveau van het contextgebonden tellen?
A
Laat eens op je vingers zien hoeveel bootjes er zijn?
B
Zijn er genoeg zwaarden voor alle piraten?
C
Hoeveel goudstaven zie je?
Slide 2 - Quizvraag
Een van de doelen bij tellen-en-rekenen groep twee luidt “De kinderen zijn in staat om in de vorm van bedekspelletjes en dergelijke, bij eenvoudige erbij-erafsituaties tot ten minste tien, voor een passende strategie te kiezen.” Bij welk niveau hoort deze vaardigheid?
A
Contextgebonden tellen-en-rekenen
B
Objectgebonden tellen-en-rekenen
C
Pure tellen-en-rekenen
Slide 3 - Quizvraag
Bekijk de flitskaarten in het plaatje hiernaast. Voor welke vaardigheid is dit materiaal bedoeld?
A
het direct herkennen van hoeveelheden
B
Het rekenen via het tiental
C
Het objectgebonden tellen-en-rekenen
Slide 4 - Quizvraag
Het getal vijftien wordt als volgt gerepresenteerd: Op de tafel staan vijf bekers met in elke beker drie potloden. Welk type model wordt hier gebruikt?
A
Lijnmodel
B
Groepjesmodel
C
Combinatiemodel
Slide 5 - Quizvraag
Amber moet de som 14 – 7 = oplossen. Zij kijkt naar het rekenrekje en redeneert: “14 is 10 en 4, dus als ik eerst die 4 van de 14 afhaal, dan heb ik 10 over en dan die 3 er nog bij, dat maakt dus 7!” Op welk niveau rekent Amber?
A
tellend rekenen
B
structurerend rekenen
C
formeel rekenen
Slide 6 - Quizvraag
Voor het aanleren van weke strategie wordt dit materiaal vooral ingezet?
A
Rekenen met vijf-structuur
B
Rijgen rekenen
C
Splitsend rekenen
Slide 7 - Quizvraag
Gegeven is de volgende rekenopgaven: 84 – 18 =
Finn lost zijn som als volgt op: 84 – 18 = 86 – 20 = 66 Rosa doet eerst 80 - 10 dat is 70 en dan 4 - 8 dat is –4, dus 70 - 4 dat is 66 Stefan doet eerst 84 – 10 dat is 74 en dan nog 4 eraf maakt 70 en dan nog 4 eraf maakt 66
Welke van deze kinderen gebruikt de strategie splitsen?
A
Finn
B
Rosa
C
Stefan
Slide 8 - Quizvraag
Hierboven zie je een opgave uit de rekenmethode. Op welk niveau van vermenigvuldigen wordt hier gerekend?
A
tellend vermenigvuldigen
B
structurerend vermenigvuldigen
C
formeel vermenigvuldigen
Slide 9 - Quizvraag
In groep vier hangt de kralenketting tot 100. Voor welke specifieke rekenstrategie wordt dit materiaal ingezet?
A
Rekenen met vijf-structuur
B
Rijgend rekenen
C
Splitsend rekenen
Slide 10 - Quizvraag
De leergang vermenigvuldigen is verdeeld in drie fases. In welke fase ontwikkelen kinderen hanmdige strategieën zoals verdubbelen/halveren of een keertje meer/minder?
A
Tellend vermenigvuldigen
B
Structurerend vermenigvuldigen
C
Formeel vermenigvuldigen
Slide 11 - Quizvraag
Meester Jos gaat met de kinderen op bezoek bij de plaatselijke supermarkt. De kinderen gaan op zoek naar “keersommen” en verzamelen allerlei voorbeelden. Binnen welke fase past deze activiteit het best?
A
Begripsvormende fase
B
Consolidatiefase
C
Reconstructiefase
D
Reproductiefase
Slide 12 - Quizvraag
Meriam lost de opgave 5 x 16 als volgt op: “ik weet 10 x 16 = 160, dus 5 x 16 is dan 80” Hoe heet deze strategie?