PubQuiz R100

PubQuiz R100
18 vragen..
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PubQuiz R100
18 vragen..

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de flitskaarten hiernaast. Voor welke vaardigheid is dit materiaal bedoeld?
A
Het rekenen via het tiental
B
het direct herkennen van hoeveelheden
C
het oefenen van de 'verliefde getallen'
D
splitsen

Slide 2 - Quizvraag

Het getal vijftien wordt als volgt gerepresenteerd: Op de tafel staan vijf bekers met
in elke beker drie potloden.
Welk type model wordt hier gebruikt?
A
Lijnmodel
B
Combinatiemodel
C
Groepjesmodel
D
Rechthoekmodel

Slide 3 - Quizvraag

Bekijk het materiaal in het plaatje hiernaast.
Dit materiaal is bedoeld om ingezet te worden om:
A
Erbij- en erafsommetjes te maken
B
De getalsplitsingen tot 10 te oefenen
C
De splitsingen van 10 te oefenen
D
De telrij tot 10 te oefenen

Slide 4 - Quizvraag

14 – 7 = ? Amber kijkt naar het rekenrekje en redeneert:
“14 is 10 en 4, dus als ik eerst die 4 van de 14 afhaal, dan heb ik 10 over en dan die 3 er nog af, dat maakt dus 7!”

Op welk niveau rekent Amber?
A
tellend rekenen
B
structurerend rekenen
C
formeel rekenen
D
aanwijzend rekenen

Slide 5 - Quizvraag

14 - 8 = ?
Bij welke uitwerking wordt de strategie
'haalt het van de 10'
getoond?
A
14 - 4 - 4 = 6
B
10 - 8 = 2, en dan 2 + 4 = 6
C
14 - 7 = 7 en dan 7 - 1 = 6
D
14 - 8 = 16 - 10 = 6

Slide 6 - Quizvraag

Binnen de leergang rekenen tot 20 worden fishes, kralenkettingen en rekenrekjes gebruikt.

Welk type model is het rekenrek?
A
Lijnmodel
B
Groepjesmodel
C
Combinatiemodel
D
Tweelingmodel

Slide 7 - Quizvraag

Dit materiaal wordt vooral ingezet om een specifieke manier van rekenen aan te leren.
Voor het aanleren van welke strategie wordt dit materiaal vooral ingezet?
A
rekenen met blokjes & staafjes
B
Rekenen met de vijf-structuur
C
Rijgend rekenen
D
Splitsend rekenen

Slide 8 - Quizvraag

84 – 18 =
Welke van deze kinderen gebruikt de strategie 'splitsen'?
A
eerst 80 - 10 dat is 70 en dan 4 - 8 dat is –4, dus 70 - 4 dat is 66
B
18 + 2 = 20 en dan 20 + 60 = 80 en dan nog +4 = 84, dus 2 + 60 + 4 = 66
C
eerst 84 – 10 dat is 74 en dan 4 eraf maakt 70 en dan nog 4 eraf maakt 66
D
84 – 18 = 86 – 20 = 66

Slide 9 - Quizvraag

14 – 7 = ? Joë kijkt naar het rekenrekje en redeneert: “14 is 10 en 4, dus als ik eerst die 4 van de 14 afhaal, dan heb ik 10 over en dan die 3 er nog af.. dus 7!”
Welke rekenstrategie gebruikt Joë hier?
A
"dubbelen"
B
“halveren”
C
“haalt het van de tien”
D
“via het tiental”

Slide 10 - Quizvraag

In groep vier hangt de kralenlketting tot 100. Voor welke specifieke rekenstrategie wordt dit materiaal ingezet?
A
Rekenen met de vijf-structuur
B
Rijgend rekenen
C
Splitsend rekenen
D
geen van bovenstaande

Slide 11 - Quizvraag

Hiernaast zie je een opgave uit de rekenmethode. Op welk niveau van vermenigvuldigen wordt hier gerekend?
A
Tellend vermenigvuldigen
B
Structurerend vermenigvuldigen
C
Flexibel, formeel vermenigvuldigen
D
hier wordt nog niet vermenigvuldigd

Slide 12 - Quizvraag

Rekenoefeningen kunnen onderverdeeld worden in twee soorten: gerichte oefeningen en productieve oefeningen. Welke van deze drie oefeningen is een voorbeeld van een productieve oefening
A
Tafelmemory
B
Tafelbingo
C
Tafeljoggen
D
Geen van deze oefeningen

Slide 13 - Quizvraag

De leergang vermenigvuldigen kent vier fases.

wat is de juiste volgorde


A
Begripsvormende fase Reproductiefase Reconstructiefase Consolidatiefase
B
Begripsvormende fase Reconstructiefase Consolidatiefase Reproductiefase
C
Reconstructiefase Reproductiefase Consolidatiefase Begripsvormende fase
D
Begripsvormende fase Reconstructiefase Reproductiefase Consolidatiefase

Slide 14 - Quizvraag

Meester Jos gaat met de kinderen op bezoek bij de plaatselijke supermarkt. De kinderen gaan op zoek naar “keersommen” en verzamelen allerlei voorbeelden.
Binnen welke fase past deze activiteit het best?

A
Begripsvormende fase
B
Reconstructiefase
C
Reproductiefase
D
Consolidatiefase

Slide 15 - Quizvraag

Hiernaast ziet u een opgave uit de rekenmethode. In welke fase van het vermenigvuldigen kan deze opgave het beste aan bod komen?
A
Consolidatiefase
B
Reproductiefase
C
Reconstructiefase
D
Begripsvormende fase

Slide 16 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van
een 'benoemd getal'?

Slide 17 - Open vraag

Hoe heet dit hulpmiddel binnen de rekenles?

Slide 18 - Open vraag

Hoe lost een kind de opgave
7 + 8 =
op met behulp van de 5-structuur?

Slide 19 - Open vraag

Succes !

Slide 20 - Tekstslide