Les 3

Planning les 3
Herhalen 3.1 -> Maken test jezelf 3.1 groen vinkje.
Belangrijke begrippen vorige les
Uitleg 3.2

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning les 3
Herhalen 3.1 -> Maken test jezelf 3.1 groen vinkje.
Belangrijke begrippen vorige les
Uitleg 3.2

Slide 1 - Tekstslide

3.2
LEERDOELEN
3.2.1 Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.


Slide 2 - Tekstslide

wat is een gen
A
een chromosoom dat 1 erfelijke eigenschap bevat
B
een chromosoom dat meer erfelijke eigenschappen bevat
C
een stukje dna dat 1 erfelijke eigenschap bevat
D
een stukje dna dat meerdere erfelijke eigenschappen bevat

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een allel?
A
Een stukje DNA
B
Een stuk van een chromosoom
C
Een variant van een gen
D
Een variant van een chromosoom

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide


Als je steil haar hebt, zijn je genen voor de haarvorm gelijk aan elkaar. Je bent dan homozygoot voor de eigenschap steil haar.

Slide 6 - Tekstslide

Heb je 2 genen voor krullend haar, dan ben je homozygoot voor de eigenschap krullend haar.

Slide 7 - Tekstslide


1 gen voor steil haar en 1 gen voor krullend haar.

De twee genen zijn dan ongelijk.

Dan ben je heterozygoot voor de haarvorm.

Slide 8 - Tekstslide


Deze jongen heeft krullend haar.

Het gen voor krullend haar heeft invloed op het uiterlijk. Deze is dus eigenlijk sterker.


Dit noem je een dominant gen

Slide 9 - Tekstslide


Een dominant gen komt altijd tot uiting.



Gen voor steil haar noem je een recessief gen.

Slide 10 - Tekstslide

Welk gen recessief of dominant is verschilt per soort.

Slide 11 - Tekstslide

Als een dominant gen het uiterlijk bepaalt...


Kan het organisme homozygoot en heterozygoot zijn voor die eigenschap



Slide 12 - Tekstslide

IPV figuurtjes letters



Homozygoot krul = AA

Homozygoot steil = aa

Heterozygoot = Aa


geen P en p gebruiken

Slide 13 - Tekstslide

Intermediair

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag met 3.2
Samen of alleen?
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 4
Opdracht 6
Opdracht 8
Opdracht 9

Slide 15 - Tekstslide