HA - week 22 - Spelling werkwoorden H4 en H5 - les 1

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom 
- Presentaties (alleen HA1F)
- Spelling werkwoorden 


Doel:
- Je spelt meervouden op een -s juist
- Je kunt het bijvoeglijk naamwoord juist spellen
- Je geeft aan welke zin voltooid is en welke nog bezig is. 
- Je schrijft het voltooid én het onvoltooid deelwoord op de juiste manier. 
Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Voor de presentatoren:

- Zorg dat je alvast in de Meet zit, daarin deel je zelf je scherm. 
 (je mag ook alleen voor presenteren kiezen)
- Zorg dat al je geluid op je laptop uitstaat, anders gaat het 'zingen'. 
Presenteren

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Open vraag

Het voltooid deelwoord gebruik je om aan te geven dat een handeling helemaal klaar en afgerond is, maar de actie is wel belangrijk. 

Verschil:
ik loop (dan doe je het nu nog)
ik liep (dan ben je er ook mee klaar, maar dan is de actie minder belangrijk). 
ik heb gelopen (dan ben je helemaal klaar en zit je nu bijv.)

Het voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Betekenis verschil pvvt en vd:

PVVT:
- ik betaalde (je deed het en daarna ging je iets anders doen). 

VD
- ik heb betaald (laat je zien dat je iets gedaan hebt, bijvoorbeeld in       de discussie of je nog moet betalen.)

Het voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Elke eerste vrijdag van de maand vertelt de docent Nederlands een spannend verhaal. Vertelt =
A
vd
B
pvtt

Slide 7 - Quizvraag

Gelukkig wordt Nederland bestuurd door eerlijke politici
Bestuurd =
A
vd
B
pvtt

Slide 8 - Quizvraag

Het VD heeft altijd een hulpwerkwoord bij zich (dus een vorm van hebben of zijn, in dit geval).

Ik ben het vergeten
Ik heb het wel gedaan
Hij heeft lekker geslapen
Het voltooid deelwoord - schrijven
Dit zijn dus geen onderdelen van het VD, maar zonder deze HWW kan het VD niet bestaan!

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je het VD?

Verschil tussen sterke en zwakke woorden:
- lopen (sterk) = heb gelopen = einde op -en
- betalen (zwak) = heb betaald = einde op -t/-d
Het voltooid deelwoord - schrijven

Slide 10 - Tekstslide

Hoe schrijf je het VD bij zwakke ww?

Bij zwakke ww. moet het eindigen op een -d/-t
1. verlengproef = hoor-hoorde = gehoord
2. 't exfokschip = laatste letter in de stam hierin = -t

(in  't exfokschip zitten alleen harde klanken, dan eindig je ook met een harde klank, anders dus een -d)
Het voltooid deelwoord - schrijven

Slide 11 - Tekstslide

De aardappelen worden na het avondeten […] (rooien).

Slide 12 - Open vraag

Vorige week vrijdag heeft de gymleraar ons weer eens […] (matsen).

Slide 13 - Open vraag

Mieke had haar beste vriendin een ijsje […] (beloven).

Slide 14 - Open vraag

Dan is er ook nog het onvoltooid deelwoord

Dit is eigenlijk geen echt werkwoord, er is namelijk maar 1 vorm van. En die vorm hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde.

Het het onvoltooid deelwoord laat je weten dat iets gebeurt, terwijl iets anders ook aan de gang is:
Het onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Het het onvoltooid deelwoord laat je weten dat iets gebeurt, terwijl iets anders ook aan de gang is:

bijvoorbeeld:
Lachend kwam ze het huis binnen
Hakelend vertelde hij zijn verhaal
Strompelend kwam hij over de finish
Het onvoltooid deelwoord

Slide 16 - Tekstslide

Er is maar 1 vorm van het onvoltooid deelwoord:

Hele werkwoord +D

Huilen = huilen +d = huilend
Lachen = lachen +d = lachend
rennen = rennen +d = rennend
Het onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide

De leerlingen liepen al […] (praten) het klaslokaal in.
A
pratend
B
pratent
C
gepraat
D
praten

Slide 18 - Quizvraag

De hond stond ...... (blaffen) voor het raam
A
blafte
B
blaffen
C
geblafd
D
blaffend

Slide 19 - Quizvraag

Veel meervoudsvormen zijn niet zo moeilijk:

Stoel + en = stoelen

Soms moet je iets toevoegen/weghalen of veranderen om het meervoud te maken:
huis = huizen
kip = kippen
boom = bomen
Meervoud (herhaling -en)

Slide 20 - Tekstslide

Soms moet je iets toevoegen/weghalen of veranderen om het meervoud te maken:
huis = huizen
kip = kippen
boom = bomen

Letters toevoegen of weghalen heeft met de klank te maken. 
Als er maar 1 medeklinker in het meervoud staat - blijft de klank lang.
Meervoud (herhaling -en)

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zit dat dan bij woorden die een meervoud op een  -s hebben?

Daar kijk je ook naar de klank!
Als het woord in het enkelvoud een lange laatste klank heeft, hou je die in het meervoud ook lang door de -s er niet aan vast te plakken:

Pindaaaaaa = pinda's         (hint, dit is bij zo goed als alle klinkers
Autoooooo= auto's               het geval)
Meervoud

Slide 22 - Tekstslide

Pindaaaaaa = pinda's             Autoooooo= auto's

Dit hoeft dus alleen als je de klank lang wilt houden:
Race = races (die e is niet lang)
Bezem =bezems (een medeklinker is nooit lang)
Café = cafés (het streepje op de é maakt hem al lang, dat hoef je niet twee keer aan te geven)
Etui = etuis (De ui is al een klank die niet kan veranderen, bij dubbele klinkers mag de s er altijd aan vast)
Meervoud

Slide 23 - Tekstslide

Let op:

Die klinkers die aan elkaar zitten (dubbele klinkers) kom je  soms ook in Engelse woorden tegen:
Hobbyyyyyyyy = hobby's
Gameboy (is ooooii klank en dus een dubbele klinker) = gamboys
Meervoud

Slide 24 - Tekstslide

Als een woord een afkorting is, dan schrijf je het ook met een 's aan het einde:

tv's
pc's 
EK's
Meervoud - afkortingen

Slide 25 - Tekstslide

Veel bijvoeglijk naamwoorden hebben een korte en een lange vorm:

Het meisje is leuk
Het leuke meisje

Het cadeau is groot
De grote cadeaus 
Hoe spel je het BN?
De korte vorm is het woord zelf, daar valt niet zoveel over uit te leggen

Slide 26 - Tekstslide

1. -e achter de korte vorm
leuk = leuke, klein = kleine

2. verdubbel de laatste letter + -e
Fris = frisse, Glad= gladde

3. haal een klinker weg + -e
traag = trage, laat = late

4. Verander de -f- in een v, of de -s- in de z +-e
Lief = lieve, grijs= grijze
Nu de lange vorm:
Zo kort mogelijk (als de uitspraak te toelaat)

Wij Nederlanders zijn lui (met taal)

Slide 27 - Tekstslide

Dat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- dat geeft het materiaal aan waarvan iets gemaakt is

- eindigt op -en
Gouden tanden, glazen wanden, rubberen banden

(sommige Engelse/Franse/Latijnse woorden uitgezonderd:
Nylon kousen, plastic fles, aluminium pan)
En dat 'gouden' dan?

Slide 28 - Tekstslide

Wat:
Spelling
H4 - voltooid en voltooid deelwoord : hele leerlijn
H5 - deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord : hele leerlijn

Wanneer: 
Deze week



Aan de slag

Slide 29 - Tekstslide