220407 Formuleren/spelling/wwspelling H4

Welkom G1a!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom G1a!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Aan het eind van deze les kan ik verwijswoorden juist gebruiken.

  2. Aan het eind van de les kan ik meervouden die eindigen op   -s correct schrijven.

  3. Aan het eind van de les kan ik onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden H4
Wat vind je van de onderstaande tekst?
Mo ging vandaag naar de tandarts. Bij de tandarts vroeg de assistente aan Mo of Mo zijn tanden goed gepoetst had. Mo zei tegen de assistente dat Mo zijn tanden goed had gepoetst. De assistente gaf Mo een complimentje en vroeg vervolgens of Mo gaatjes heeft. Mo zei tegen de assistente dat Mo geen gaatjes denkt te hebben. 

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden H4

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 5 - Tekstslide

Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden. Waar verwijs 'haar' naar?

Slide 6 - Open vraag

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
Waar verwijs 'zijn' naar?

Slide 7 - Open vraag

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten.
Waar verwijs 'het' naar?

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen
  1. Aan het eind van deze les kan ik verwijswoorden juist gebruiken.

  2. Aan het eind van de les kan ik meervouden die eindigen op   -s correct schrijven.

  3. Aan het eind van de les kan ik onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud op -s H4
Weet je nog? Zn kunnen een meervoud hebben op  –en of -s. 

Taart – taarten, schijf – schijven, muis – muizen

Lastige gevallen:
Woord op –ee:     mv + ën             🡪     idee – ideeën
Woord op –ie:      mv +ën of +n   🡪     theorie -> theorieën
let op klemtoon:                               🡪      olie  -> oliën

Slide 10 - Tekstslide

Meervouden op -s H4
Regels meervoud op -s:

Schrijf een –s achter het enkelvoud: egel – egels, tante – tantes

Schrijf een –’s achter het enkelvoud:
- Bij woorden op –a, -i, -o, -u of –y    lama – lama’s, baby – baby’s
- Bij afkortingen                                         wc – wc’s, tv – tv’s

Slide 11 - Tekstslide

Meervouden op -s H4
Let op

Bij twee of drie klinkers die samen één klank vormen schrijf je de –s aan het woord vast.
Spray – sprays, cowboy – cowboys, cadeau – cadeaus

Maar: radio’s, want i-o klinkt niet samen als één klank. 

Slide 12 - Tekstslide

Meervouden op -s H4
Kies de juiste vorm. Leg uit.

1. diefstalen – diefstallen
2. zeën – zeeën
3. dominees – domineeën
4. skis – ski’s
5. EKs – EK’s

timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Meervouden op -s H4
Antwoorden

1. diefstallen (verdubbeling 'L' vanwege korte klank 'a')
2. zeeën (woorden op -ee +ën)
3. dominees 
4. ski’s (een i die je uitspreekt als ie, dus 's)
5. EK’s (afkorting, dus 's)

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Aan het eind van deze les kan ik verwijswoorden juist gebruiken.

  2. Aan het eind van de les kan ik meervouden die eindigen op   -s correct schrijven.

  3. Aan het eind van de les kan ik onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.

Slide 15 - Tekstslide

H4 Spelling
Voltooid en onvoltooid deelwoord

Slide 16 - Tekstslide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: geeft aan dat een handeling is afgerond/voltooid.
- Een vd is onderdeel van het gezegde
- Een vd heeft in dat geval een hulpwerkwoord bij zich

Harry heeft over de schoen van een mevrouw geplast.
Zij is daarvan erg geschrokken.

Slide 17 - Tekstslide

VD en OD H4
Onvoltooid deelwoord: geeft aan dat de handeling nog aan de gang is. Dit is geen onderdeel van het gezegde.

Bevend stapte Geert op de mevrouw af.
Zij lachte het voorval hoofdschuddend weg. 

Slide 18 - Tekstslide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Een vd van een sterk werkwoord eindigt vaak op –en
Gegeten, gezwommen, beschreven, vertrokken

🡪 Een vd van een zwak werkwoord eindigt vaak op –d of –t
Gewhatsappt, gepraat, beloofd, vernield, ontsnapt, gedeeld

Slide 19 - Tekstslide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Schrijf je het met een –d of –t? Gebruik ‘t sexy-fokschaap!

🡪 Onofficiële tip: maak het woord langer +e –> hoor je een -d of -t?


Slide 20 - Tekstslide

VD en OD H4
Onvoltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Een od schrijf je als infinitief +d
Juichend, slapend, gapend, fietsend, whatsappend, bellend


Slide 21 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
___ (surfen) op de golven komen de dolfijnen dichterbij.
timer
0:15
A
gesurft
B
surfent
C
gesurfd
D
surfend

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Heeft Jos eigenlijk wel zijn tanden ___ (poetsen)?
timer
0:15
A
gepoetst
B
poetsent
C
gepoetsd
D
poetsend

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De laatste paar maanden is er veel ___ (gebeuren) in de wereld.
timer
0:15
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Al ___ (gamen) heb ik mij geen moment ___ (vervelen).
timer
0:15
A
gegamet, verveelt
B
gament, vervelent
C
gegamed, verveeld
D
gamend, verveeld

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De minister heeft ___ (stotteren) veel ___ (beloven).
timer
0:15
A
gestottert, belooft
B
stotterent, belovent
C
stotterend, beloofd
D
stotterend, belooft

Slide 26 - Quizvraag

Pauze
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag:
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- H4 formuleren: opdr. 2 + 3 (p. 128-129)
- H4 spelling: opdr. 2 + 3 (p. 130-131)
- H4 ww-spelling: opdr. 1 (1-6) + 2 + 4 (p. 132-133)

Lastig? Oefen extra met 'de brug' vanaf blz. 269.


Slide 28 - Tekstslide