Als je bekijkt wat door wie wordt gegeten kijk je naar voedselrelaties.
Een reeks van organismen die elkaar eten noem je een voedselketen.
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.
Elke voedselketen begint met een plant, daarna een planteneter en daarna een vleeseter (en eventueel naar een nieuwe vleeseter)
is een voorbeeld van een alleseter.
zie blz 82 van je boek.
producenten
consumenten
reducenten
water+koolstofdioxide+licht->glucose+zuurstof
Planten zijn producenten.
planten maken dus voedsel voor alle dieren, maar heeft hiervoor ook mineralen nodig uit de grond.
dieren zijn consumenten.
planteneters zijn de 2e schakel in de keten
vleeseters de 3e en volgende schakels.
Je noemt dat consumenten van de 1e orde/consumenten van de 2e orde/3e/4e enz.
als organismen niet worden opgegeten, maar gewoon doodgaan dan eten afvaleters deze voor het grootste gedeelte op.
De allerlaatste restjes worden verder afgebroken door bacteriën en schimmels: reducenten
reducenten zetten de stoffen van dode resten om in koolstofdioxide, water en mineralen.
Planten (de producenten) gebruiken deze stoffen weer om opnieuw te groeien.