Gelijkwaardige deelname
Voor leerlingen is duidelijk wanneer en op welke manier ze iets moeten doen.
Individuele aansprakelijkheid
Alle leerlingen doen mee.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid
Leerlingen hebben elkaar nodig om een goed resultaat te bereiken.
Simultane interactie
Alle leerlingen zijn zoveel mogelijk tegelijk actief.
Hoe ging dit in de groepjes? Bespreek dit eerst in twee- of drietallen.