Voert beheertaken uit

Voert Beheertaken uit         P3-K1-W6
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Voert Beheertaken uit         P3-K1-W6

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

ZorgverzekeringsWet - ZvW
  • verplicht voor iedereen in NL
  • Iedereen wordt toegelaten
  • Iedereen heeft recht op zorg uit het basispakket  
  • overheid stelt dit pakket jaarlijks vast
  • zorgpremie - eigen risico - zorgtoeslag

  • 1e, 2e en 3e lijnszorg 

Slide 3 - Tekstslide

Wet langdurige zorg - WLZ
  • Intensieve zorg aan kwetsbare doelgroepen 
  • zorg in instelling of thuis
  • PG, VG, SZ, GGZ
  • Centrum indicatiestelling Zorg - CIZ
  • Zorg in natura - ZiN 
  • Persoonsgebondenbudget - PGB - SVB trekkingsrecht
  • Eigen bijdrage CAK - inkomensafhankelijk 

Slide 4 - Tekstslide

Wet Maatschappelijke Ondersteuning - WMO
  • Gemeenten hebben sinds 2015 de opdracht mensen met een beperking ondersteuning te bieden
  • Hulpmiddelen, HHO, begeleiding, dagbesteding, vervoer,..
  • Zorgloket van de gemeente waar je ingeschreven staat
  • Indicatie - keukentafelgesprek
  • ZiN en PGB
  • Max. € 19,00 eigen bijdrage p/m

Slide 5 - Tekstslide

Jeugdwet - JW
  • Voor jeugdigen tot 18 jaar met uitzondering tot 23 jaar
  • ouders/vertegenwoordigers
  • Gemeente 
  • Zin en PGB
  • Geen eigen bijdrage 

Slide 6 - Tekstslide

Waar komt het geld van mijn cliënt vandaan?
  • salaris
  • uitkering
  • toeslagen

Slide 7 - Tekstslide

Als er sprake is van salaris...
  • Is de cliënt werknemer
  • heeft hij een arbeidsovereenkomst (contract)

In het contract staat o.a.: - welk werk
                                                      - hoeveel salaris
                                                      - hoeveel uur
                                                      - geldigheidsduur van het contract

Slide 8 - Tekstslide

Uitkering soorten
  • WW-uitkering -> UWV
  • AOW ->SVB
  • Wajong-uitkering
  • Anw -> SVB
  • IOW-> UWV
  • IOAW-uitkering-> UWV
  • IOAZ-uitkering -> UWV

Slide 9 - Tekstslide

VOORRAADBEHEER
Kleine voorraad: koffie of een stapel papier
Grote voorraad: opslag in een magazijn voor verkoop
De producten zoals koffie, papier etc. noemen we goederen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

T.G.T.


TE GEBRUIKEN TOT
T.H.T.


TEN MINSTE HOUDBAAR TOT

Slide 12 - Tekstslide

GOEDEREN OPSLAAN
Hoe sla je de goederen op?

Stel je krijgt luiers en eieren binnen. Welke producten komen achterin het magazijn te staan? 

Je controleert de goederen met behulp van een pakbon

Slide 13 - Tekstslide

Bederfelijk waar
  • Eten en drinken noem je levensmiddelen of consumptieartikelen. 
  • Dit is bederfelijke waar: het kan bederven.  
  • Er zijn verschillende opslagsystemen waarbij je rekening houdt met de bederfelijkheid van waren. Bijvoorbeeld first in, first out (fifo): 

Slide 14 - Tekstslide

ONTVANGST
Je tekent voor ontvangst op de vrachtbrief als de leverancier de goederen heeft gebracht.

Wat doe je als er iets niet klopt? --> aantekening maken of goederen niet aannemen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Voorraadbeheer
  • Als begeleider lever je een bijdrage aan het beheer van de accommodatie. 
  • Het beheren van de voorraden is een onderdeel hiervan. 
  • Dit kan gaan om de voorraden voor de woning en om de voorraden voor (het werk van) de medewerkers 

Slide 17 - Tekstslide

Werkvoorraad en bulkvoorraad
  • In de werkvoorraad liggen de dingen waar je snel bij moet kunnen. In de koelkast in de keuken ligt bijvoorbeeld het eten en drinken. 

  • In het magazijn is vaak een grote voorraad te vinden. Dit noem je de bulkvoorraad. Hier staan bijvoorbeeld de voorraden eten en drinken en andere materialen.  
  • Vanuit de bulkvoorraad vul je de werkvoorraad aan. 

Slide 18 - Tekstslide

Correctief en preventief onderhoud
  • Onder dagelijks onderhoud vallen het schoonmaken en het correctief onderhoud. Correctief onderhoud is het herstellen van mankementen of storingen. 

  • Preventief onderhoud is het onderhoud dat nodig is om gebouw en inventaris bij de tijd te houden. Dit wordt uitgevoerd voordat er mankementen of storingen zijn. Vaak is er voor preventief onderhoud een onderhoudsschema. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

  • Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode
1.3 Budgetteren moet je leren (deel 1)
  • Nibud
  • Budgetteren
  • Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
  • Begroting

Slide 21 - Tekstslide

 Budgetteren moet je leren 
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 22 - Tekstslide

 Budgetteren moet je leren 
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 23 - Tekstslide

Begroting &






Budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten

→ dus geen geld tekort komen

Slide 24 - Tekstslide

Soorten uitgaven
  1. Dagelijkse uitgaven
  2. Vaste lasten
  3. Incidentele uitgaven
Dagelijkse uitgaven:
de gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
Vaste lasten:
de uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Incidentele uitgaven:
uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)

Slide 25 - Tekstslide

Omrekenen: week naar maand
  • Hoeveel weken heeft 1 jaar 
  •  52 weken
  • Hoeveel maanden heeft 1 jaar 
  •  12 maanden.

  • 1 maand heeft 28, 29, 30 of 31 dagen
  • 1 maand heeft dus ZELDEN 4 weken...

Slide 26 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Je krijgt € 5,25 zakgeld per week.
  • Hoeveel is dat per jaar? 
  • Dat is per jaar: 5,25 x 52= € 273
  • Hoeveel is dat per maand?
  • Dat is per maand: 273 ÷ 12 = € 22,75
  • Of
  • 5,25 x 52 ÷ 12 = € 22,75 per maand 

Slide 28 - Tekstslide

Hoe doet de PBer dat dan?
  1. inkomsten kennen
  2. uitgaven inschatten
  3. weten hoe de client wil leven
  4. op de hoogte van wet en regelgeving zijn
  5. NETWERK EN GOODWIL KWEKEN

Slide 29 - Tekstslide