221222 rekenen met ml

22-12-2022


nakijken   rekenen met ml (Farmaceutisch rekenen4.5.2 vraag 23 t/m 32) 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FARMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

22-12-2022


nakijken   rekenen met ml (Farmaceutisch rekenen4.5.2 vraag 23 t/m 32) 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met ml
Voor volume wordt de eenheid liter gebruikt. 
Bij het rekenen met volumes wordt door een voorvoegsel aangegeven wat er wordt bedoeld. 
  • Bij massa is dit gram + voorvoegsel (bijv. milligram, kilogram). 
  • Bij volume is dit liter + voorvoegsel (bijv. milliliter of deciliter).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanvullen van een volume 
Hoeveel ml moet je aan 1,6 l toevoegen om 2 l te krijgen?

Aanpak: 400 ml (2.000 ml  − 1.600 ml).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de patiënt voldoende? 
Een baby krijgt 6 × 0,5 ml antibiotica. Een flesje bevat 20 ml. De baby moet dit 10 dagen gebruiken. Heb je aan 1 flesje voldoende?

 
Aanpak:Per dag gebruikt de baby 6 × 0,5 ml = 3 ml gedurende 10 dagen = 3 × 10 = 30 ml. Nee, je hebt 2 flesjes nodig.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de patiënt voldoende? 
Er zit nog 50 ml drank in een fles. De patiënt gebruikt 3 × daags 3 ml. De patiënt vertrekt voor 2 dagen naar Parijs. Heeft de patiënt nog voldoende om naar Parijs te gaan?

Aanpak:Per dag 3 × 3 ml = 9 ml per dag. In de flacon zit nog 50 ml dat is dus voor 50 : 9  =  5 hele dagen. De patiënt heeft dus nog voldoende drank om mee naar Parijs te nemen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken 
boek farmaceutisch rekenen 4.5.2 vraag 23 t/m 27

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden 23 t/m 27
23. a. 750 ml
       b. 1.250 ml
       c. 0,25 l
24.a. 200 ml
       b. 0,15 l
25. 5 dagen
26. 14 dagen
27. ja


24
a. 1500ml-1300ml=200ml toevoegen
b. 0,6l-0,45l=0,15l toevoegen 
25
4x15ml=60ml per dag 
1flacon 0,3l= 300ml
300ml/60ml= 5dagen 
OF 60ml  = 1dag
       300ml=5dagen 

26
per dag; 2x 10ml+15ml=35ml
35ml  => 1dag
500ml => 500ml/35ml=14,29 dagen dus 14 hele dagen 
27
3x1,3ml=3,9ml 
20ml/3,9=5,12 dagen dus voldoende voor 5 hele dagen

Slide 8 - Tekstslide

23.Bereken
a.Een flacon met 0,75 l ontsmettingsmiddel bevat … ml.
b.Een emmer met 1,25 l sop bevat … ml.
c.Een fles met 250 ml oplosmiddel bevat … liter.
24.Bereken
a.Hoeveel ml moet je toevoegen aan 1,3 l om 1,5 l te krijgen? …
b.Hoeveel liter moet je toevoegen aan 450 ml om 600 ml te krijgen? …
25.Paul gebruikt 4 × 15 ml hoestdrank. Hoeveel hele dagen kan Paul met een flacon van 0,3 l toe?
26.Brenda gebruikt een drank tegen brandend maagzuur. ’s Morgens en ’s middags drinkt ze 10 ml en voor het naar bed gaan nog een keertje 15 ml. Hoeveel hele dagen kan Brenda met een flacon van 500 ml doen?
27.Noual krijgt 3 × daags 1,3 ml antibioticadruppels. Een flesje bevat 20 ml. Noual moet dit 5 dagen gebruiken. Heeft zij voldoende aan 1 flesje?

Nakijken 

boek farmaceutisch rekenen 4.5.2 vraag 28 t/m 32

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden 28 t/m 32
28. ja
29. nee
30. nee
31. ja
32. 18 dagen


28
3x2mlx5dagen= 30ml in 5 dagen => 75ml is voldoende 
29
3x1,7mlx7dagen=35,7ml nodig dus 25ml is niet voldoende
30
2x10mlx3dagen=60ml nodig 50ml is onvoldoende
31
2 dagen x15ml=30ml
2dagen x10ml=20ml
2dagen x5ml=10ml
Bij elkaar is dit 60ml; een flacon van 100ml is voldoende
32
2 dagen 15ml=30ml
2dagen 10ml= 20ml
Na 4 dagen is er nog 120ml-30ml-20ml=70ml over 
Op 1 dag gebruikt ze 5ml => 70ml/5ml=14dagen kan zij nog 5ml per dag gebruiken.  
In totaal kan zij dan 14 dagen +2dagen+2dagen=18 dagen 

Slide 10 - Tekstslide

28.Er zit nog 75 ml drank in een fles. Lesley gebruikt 3 × daags 2 ml. De feestdagen staan voor de deur en je moet zeker voor 5 dagen in huis hebben. Heeft Lesley voldoende drank in huis?
29.\Er zit nog 25 ml drank in een fles. Baby Ljuca gebruikt 3 × daags 1,7 ml. Je moet zeker voor 7 dagen in huis hebben. Heb je voldoende aan die 25 ml?
30.Er zit nog 50 ml drank in de flacon. Claudia moet nog 3 dagen 2 × daags 10 ml. Heb je voldoende aan deze flacon?
31.Er zit nog 100 ml in de flacon. De heer Adakom gebruikt 2 dagen 15 ml per dag, daarna 2 dagen 10 ml, daarna 2 dagen 5 ml en daarna stop hij met het medicijn. Heeft hij voldoende aan de flacon van 100 ml?
32.Er zit nog 120 ml in een flacon. Mevrouw Tadema neemt 2 dagen 15 ml, daarna 2 dagen 10 ml en vervolgens 5 ml per dag. Hoeveel dagen kan zij vooruit met deze flacon?
Snap je een vraag nog niet? Geef aan welke je volgende week wil hebben uitgelegd.

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
 Farmaceutisch rekenen 4.5.2 33 tm 34 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel morfine zit er in 2 ml met als uitgangsoplossing morfine 10 mg/ml?









Hoeveel ml heb je nodig voor 17 mg morfine met als uitgangsoplossing morfine 10 mg/ml?
1ml
2ml
10mg
2x10= 20mg
10mg
1mg
17mg
1ml
1/10 ml
1/10 x17 =1,7ml

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

33.Vul de volgende opgaven aan, met als uitgangsoplossing 15 mg/ml:
a.3 ml  =  … mg
b.10 ml  =  … mg
c.0,1 ml  =  … mg
d.… ml  =  18 mg
e.4 ml  =  … mg
f.8 ml  =  … mg
g.0,4 ml  =  … mg
h.… ml  = 36 mg








34.In voorraad: morfineampullen 100 mg/5 ml (let op de sterkte!) en vul de volgende opgaven aan:
a.3 ml  =  … mg
b.10 ml  =  … mg
c.0,1 ml  = … mg
d.… ml  =  22 mg
e.4 ml  =  … mg
f.8 ml  =  … mg
g.0,4 ml  =  … mg
h.… ml  =  30 mg







Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies