Samenstellingen + taal en stijlfouten

Welkom!
Vandaag:
Theorie samenstellingen 
Theorie taal- en stijlfouten 
Opdrachten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag:
Theorie samenstellingen 
Theorie taal- en stijlfouten 
Opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen
Twee (of meer )woorden die samen één nieuw woord vormen. 

Kast + deur = kastdeur
Fiets + slot = fietsslot
bruine + bonen + soep = bruinebonensoep

Slide 3 - Tekstslide

DOEL

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 4 - Tekstslide

Tussenletters


Als je deze woorden aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig. 

Maar welke letter?

Slide 5 - Tekstslide



Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal



Slide 7 - Tekstslide



Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 9 - Tekstslide



Verder gebruik je als tussenletter een -e
als:

Slide 10 - Tekstslide

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 11 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 12 - Tekstslide

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 13 - Tekstslide

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 15 - Tekstslide

Taal- en stijlfouten
Veel gemaakte fouten in teksten

Slide 16 - Tekstslide

Taal- en stijlfouten
Een fout die veel voorkomt is het gebruik van hun als onderwerp in een zin.
 Hun hebben dit jaar nog geen nieuwe cd uitgebracht. 

Dit moet zijn: 
Zij hebben dit jaar nog geen nieuwe cd uitgebracht.


Slide 17 - Tekstslide

Hun gebruik je alleen als:
1. Je een bezit aan wil geven: 
Dat is hun nieuwe cd.
2. Als je het kan vervangen door een voorzetsel + hen.
De fans gaven hun een groot applaus. (De fans gaven aan hen een groot applaus)
De manager schonk hun een welkomstdrankje in. (De manager schonk voor hen een welkomstdrankje in.)

Slide 18 - Tekstslide

Onjuiste herhaling
Bij een onjuiste herhaling wordt een woord twee of meer keer herhaald door hetzelfde woord of door een woord met dezelfde betekenis.  

Aan die discussies over Idols tijdens iedere pauze vind ik niets aan
(Die discussies over Idols tijdens iedere pauze vind ik niets aan)

Je tekent eerst een cirkel en vervolgens ga je die daarna rood verven. 
(Je tekent eerst een cirkel en die ga je daarna rood verven). 

Slide 19 - Tekstslide

Dan mij/Als mij/als haar etc.
Veel mensen schrijven na een vergrotende trap zinnen als:
John zingt beter dan mij.
Jij bent leniger als haar.

Bij een vergrotende trap is sprake van een verschil. Bij een verschil krijg je dan. Daarnaast moet je achter de persoon met wie wordt vergeleken een persoonsvorm kunnen plaatsen. 
John zingt beter dan ik (zing).
Jij bent leniger dan zij (is).

Slide 20 - Tekstslide

Let op!
Als er geen verschil is, maar een overeenkomst (net zo lenig, even goed etc.), dan schrijf je als. 

John zingt even goed als ik (zing).
Jij bent net zo lenig als zij (is). 

Dus: Gelijk = als, verschil = dan. 

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Perron 3 taalverzorging, blz. 46
Lees de theorie van samenstellingen en de theorie van taal- en stijlfouten.
Maak opdracht 5, 6 en 7 (samenstellingen) en opdracht 13, 14 en 15

Klaar? Maak opdracht 9 en 10 (oefen met hoofdletters en leestekens) OF
Ga naar de link op  It's Learning en oefen online verder met de samenstellingen 

Slide 22 - Tekstslide