Spreekvaardigheid en argumenteren

Spreekvaardigheid & Argumenteren
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spreekvaardigheid & Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Dilemma op dinsdag spelen
  • Je weet wat objectief en subjectief is
  • Je kunt je mening onderbouwen met argumenten
  • Je weet wat een drogredenen is en kunt deze herkennen en benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Sprinkhanenplaag of oud vrouwtje
Sprinkhaan
Oud vrouwtje

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Tekstslide


kleding papier
dronken praten

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide


anker
alles kwijt

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Tekstslide

Ik kies voor het confettikanon omdat:

Slide 9 - Woordweb

Ik kies voor de polonaise omdat:

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Tekstslide

Kies één van de twee opties. Typ je argumentatie in het tekstvak!

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide


hondenkap
jeuk

Slide 14 - Poll

Waarom?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


mond open
aan een stuk door praten

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Video

Wat vind je ervan en waarom?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wat heeft de reclamemaker goed gedaan?

Slide 21 - Open vraag

Wat kan er beter?

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent objectief?

Slide 23 - Woordweb

Wat is de definitie van argument?

Slide 24 - Woordweb

Wanneer geef je een goed argument
Als je argument heel duidelijk met het standpunt te maken heeft
Als het argument gebaseerd is op feiten
Als het argument heel goed je mening weergeeft
Als de ander door jouw argument niets meer terug kan zeggen
Als je veel drogredenen geeft

Slide 25 - Poll

Wat is een drogreden?
A
Een ander woord voor tegenargument
B
Een argument dat niet klopt
C
Een reden om iets uit te stellen
D
Een argument gebaseerd op feiten

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Joh, mannen kunnen geen goede gesprekken voeren, die hebben geen emoties.
A
verkeerde beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolg relatie
C
ontduiken van de bewijslast
D
generalisatie

Slide 29 - Quizvraag

Het coronavaccin is niet goed hoor, Famke Louise doet er ook niet aan mee.
A
verkeerde beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolg relatie
C
ontduiken van de bewijslast
D
generalisatie

Slide 30 - Quizvraag

Vertel jij mij maar eens waarom Cambuur niet de beste voetbalploeg is van Nederland
A
verkeerde beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolg relatie
C
ontduiken van de bewijslast
D
generalisatie

Slide 31 - Quizvraag

Ik vind die nieuwe docent niet aardig, want ik mag hem niet
A
verkeerde vergelijking
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
woorden in de mond leggen

Slide 32 - Quizvraag

Het zal dit jaar wel weer niet sneeuwen met Kerst, want dat was vorig jaar ook niet zo.
A
verkeerde vergelijking
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
woorden in de mond leggen

Slide 33 - Quizvraag

Pieter gaat niet mee naar het festival, hij houdt duidelijk niet van een feestje.
A
verkeerde vergelijking
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
woorden in de mond leggen

Slide 34 - Quizvraag

A: Ik snap de begrippen argument; objectief; subjectief; drogreden.
B: Ik kan drogredenen herkennen.
Ja
Nee
A Ja B Nee
A Nee B Ja

Slide 35 - Poll

Dit vond ik ervan:
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll