Gedrag uitleg

Gedrag
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMiddelbare schoolMBOvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 2 - Tekstslide

Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel.

Bijvoorbeeld het jachtgedrag van de lynx.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Een prikkel is een invloed uit de omgeving op een organisme.
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Als je reageert op een prikkel, sturen de hersenen impulsen naar de spieren.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het meisje op de afbeelding op de vorige bladzijde vindt een leuk filmpje op YouTube. In haar hersenen wordt ze zich bewust van die prikkel.

Ze reageert op die prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar. Er gaan dan impulsen naar haar spieren.

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 7 - Tekstslide

Er bestaan verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat (een inwendige prikkel).

Andere prikkels komen van buiten het lichaam. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld gebakken brood. Een uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je via je zintuigen waarnemen.

Slide 8 - Tekstslide

Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel 'ruiken van vers brood' leidt dan niet tot eetgedrag.

Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten hoog. Dezelfde prikkel, 'ruiken van vers brood', leidt dan wel tot een respons.

Slide 9 - Tekstslide

Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Bij veel dieren en mensen wordt het gedrag beïnvloed door soortgenoten.
Dit is sociaal gedrag.

Bij sociaal gedrag is een handeling van een dier of mens een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. Actie en een reactie.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welk sociaal gedrag zie je hier op school?

Slide 14 - Tekstslide

Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.






Het opsteken van een hand is een signaal aan een soortgenoot.


Slide 15 - Tekstslide

Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen zijn gebaseerd op waarden.

Slide 16 - Tekstslide

Het feitelijke gedrag dat je waarneemt - iemand steekt een hand op - noem je observatie.

Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie.

Slide 17 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 18 - Tekstslide