H4 tegenstelling

Nederlands 2-3
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Nieuw blok --> woordenschat
  3. Theorie H4 --> Tegenstellingen
  4. Opdrachten maken
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2-3
Wat gaan we doen deze les?
  1. Opstarten + controle aanwezigheid
  2. Nieuw blok --> woordenschat
  3. Theorie H4 --> Tegenstellingen
  4. Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Nieuw blok
Aankomende 2.5 week gaan we bezig met het nieuwe blok: Woordenschat H4,5,6

H4: een tegenstelling zoeken
H5: bekend woorddeel in een onbekend woord
H6: opzoeken in het woordenboek

Slide 2 - Tekstslide

Tegenstellingen 
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Bijvoorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.

Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenstelling
Zoek je een tegenstelling van een onbekend woord? Let dan op deze signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.
 
Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de zin staat.
  1. Ik vind het leuk dat we weer naar school mogen. Echter, ik heb geen zin om weer naar school te fietsen.
  2. Ik vind spruitjes nu echt heel lekker, hoewel ik dat vroeger niet lustte.

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstelling
Twee woorden die precies het omgekeerde betekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Groot
Klein

Slide 6 - Tekstslide

Dik
Dun

Slide 7 - Tekstslide

Snel
Langzaam

Slide 8 - Tekstslide

Vies
Lekker

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het tegenoverstelde van nep?
A
Echt
B
Raar
C
Lelijk
D
Vals

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van licht?
A
Zwaar
B
Groot
C
Staan
D
Zwart

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van dicht?
A
Gesloten
B
Koud
C
Open
D
Vast

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van man?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van
op tijd?

Slide 14 - Open vraag

Opdracht! Schrijf zo veel mogelijk tegenstellingen op in één minuut.
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat ga je doen:
  1. Ga naar Magister --> Leermiddelen --> Nieuw Nederlands
  2. Maak het volgende: Woordenschat H4 (tegenstellingen zoeken) --> startopdracht + 1 t/m 5

Deze opdrachten heb je af voor de les van aanstaande vrijdag.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat ga je doen:
  1. Maak de opdrachten 1 t/m 5 op blz. 102-104

Deze opdrachten heb je af voor de les van aanstaande vrijdag.

Slide 17 - Tekstslide