Paragraaf 3.3 - Geld lenen kost geld!

Paragraaf 3.3 - Geld lenen kost geld!
Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3.3 - Geld lenen kost geld!
Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet je welke redenen je kunt hebben om te lenen
  • Hoe je de kosten van een lening berekend
  • Welke soorten leningen er zijn
  • Waarom een koop op afbetaling ook een lening is

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg paragraaf 3.3
  • Maken opdrachten paragraaf 3.3

  • Als de docent aan het woord is, is iedereen stil
  • Heb je een vraag of wil je iets zeggen? Steek je hand/vinger   op en wacht op je beurt! 

Slide 3 - Tekstslide

Leenmotieven
Waarom zou je geld lenen?
  • Je hebt tijdelijk geld te kort dat je even moet opvangen
  • Je wilt een dure aankoop doen en wilt deze niet
     uitstellen, maar nu al van genieten
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig en
     geen geld achter de hand
  • Je koopt een woning en het aankoop bedrag is
     te groot om bij elkaar te sparen

Slide 4 - Tekstslide

Kredietkosten
  • Krediet = het geleende bedrag
  • Aflossen = terugbetalen van de lening

  • Kredietkosten = alles wat je meer terugbetaald dan je   geleend hebt (rente en andere kosten)
  • Maandtermijn/termijnbedrag = bedrag dat je maandelijks   aan rente en aflossing aan de bank betaalt

Slide 5 - Tekstslide

Kredietkosten berekenen
Kredietkosten = alles wat je meer
betaalt dan wat je hebt  
geleend

Voorbeeld
Je sluit een lening van €2.400,- af. Je betaalt deze lening in 24 maanden terug met een vast maandelijks termijnbedrag van €110,-.
  • 24 x 110 = €2.640
  • 2.640 - 2.400 = €240

Slide 6 - Tekstslide

Consumptief krediet
Consumptief krediet = geld lenen voor een consumptief goed, zoals een nieuwe auto of keuken
Verschillende kredietvormen:
  • Persoonlijke lening = terugbetalen in vast aantal
     termijnen en vaste rente. Termijnbedrag is elke maand gelijk
  • Doorlopend krediet = tot een maximumbedrag lenen, maar mag ook een deel opnemen.   Terugbetalen en rente is variabel. Geld dat je hebt afgelost, mag je opnieuw lenen
  • Salariskrediet = afhankelijk van je salaris, een bepaald bedrag
     rood mogen staan op je betaalrekening. Rente is erg hoog!

Slide 7 - Tekstslide

Koop op afbetaling
  • Je aankoop in termijnen betalen
  • Vorm van consumptief krediet
  • Winkelier geeft jou krediet (geld). Jij betaalt
     maandelijks rente en aflossing 
  • Keuze uit verschillende looptijden
  • Kredietkosten van koop op afbetaling zijn hoog!

Slide 8 - Tekstslide

Koop op afbetaling
Voorbeeld
Je koopt een nieuwe laptop op afbetaling. De laptop kost €1.200,- als je hem direct zou betalen. Bij koop op afbetaling betaal je in 12 maanden een vast bedrag van €110,- per maand. Wat zijn de extra kosten van deze koop op afbetaling?
  • Stap 1: kosten berekenen = 110 x 12 = €1.320
  • Stap 2: Verschil berekenen = 1.320 - 1.100 = €220

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maken opdrachten paragraaf 3.3
  • Huiswerk voor volgende les!

  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • Samenwerken mag, maar alleen met degene naast je
  • Je ruimt niet op voordat je toestemming hebt van de docent   of voordat de bel is gegaan! 

Slide 10 - Tekstslide