laatste letterverdubbelen: blik - blikken, grap - grappen
een klinker weglaten: baan - banen, steen - stenen
een f veranderen in een v: dief -dieven, schijf - schijven
een s veranderen in een z: muis - muizen, doos - dozen
Slide 5 - Tekstslide
Meervoud van woorden op -ee en -ie
woorden op -ee krijgen ën in het meervoud zeeën, ideeën, trofeeën
woorden op -ie krijgen ën als de klemtoon op de ie-klank ligt theorieën, knieën, fantasieën
woorden op -ie krijgen alleen een n als de klemtoon niet op de -ie klank ligt (de bestaande e krijgt een trema) poriën, oliën
Slide 6 - Tekstslide
Meervoud op s/'s
je schrijft een s achter het enkelvoud als er niets verandert aan de uitspraak: bezem - bezems, appel - appels
je schrijft 's achter het enkelvoud als het woord eindigt op een a, i, o, u of y: auto's, oma's, baby's
let op: bij een woord dat eindigt op een e schrijf je de s eraan vast: horloges, cafés, decoraties
let op: bij woorden die eindigen op een klank met meerdere klinkers schrijf je de s eraan vast: bureaus, etuis, gameboys (behalve als ze niet samen een klank vormen!!)
Slide 7 - Tekstslide
Verleden tijd sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de vt.
vb. bied - bood, denk - dacht, zwemmen - zwommen
Je schrijft de pv van sterke werkwoorden in de vt zo kort mogelijk,, dus ook geen dd of tt.
Een pv vt eindigt nooit op dt!!
Gebruik de verlengproef voor -t of -d
bijten - ik beet (want beten), vinden - hij vond (want vonden)
Slide 8 - Tekstslide
sterke ww -en
zwakke ww -d/-t
gebruik 't ex-fokschaap
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Geeft aan dat iemand iets doet, terwijl hij nog iets anders doet.
Infinitief + d
Geeft aan wat iemand gedaan heeft = afgerond/voltooid. Altijd met vorm van hebben, zijn of worden.