Año 1 2021 semana 24 clase 2

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

Na deze les.... 

- Ken ik de toetsstof voor de toets over unidad 4

- Kan ik de stof toepassen

Kunnen

1. Praten over familie

2. Praten over leeftijd

3. De getallen 1-20

4. Zeggen van wie iets is

5. Mensen, dieren en dingen omschrijven

Kennen

1. ¿Por qué? en porque

2. De bezittelijk voornaamwoorden

3. De bijvoeglijk naamwoorden

4. Familieleden

5. het werkwoord tener

6. De woordjes van H4

Vervoeg het werkwoord 'tener'

Mis padres ________ 45 años.
Mijn ouders zijn 45 jaar.

Yo _________ un libro.
Ik heb een boek.

Wat is het verschil tussen ¿Por qué? en porque

Los posesivos

Esa es ____ casa (mijn)

Esa es ____ casa (jullie)

Ese es _____ libro (jullie)
Dat is jullie boek

Het bijvoeglijk naamwoord

Bij de bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -o krijg je een a bij vrouwelijke bijvoeglijk naamwoorden. In het meervoud krijgen ze -s. 

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	grande	azul	grande	azul
mv	grande s	azul es	grande s	azul es

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	guapo		guapa
mv	guapo s		guapa s

Het bijvoeglijk naamwoord

Bij de meeste andere bijvoeglijk naamwoorden gebruik je dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. In het meervoud krijgen ze -s (na klinker) of -es (na medeklinker).

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	grande	azul	grande	azul
mv	grande s	azul es	grande s	azul es

El adjetivo

Describe esta persona -->

Es un chico (slim)__________

Tiene los ojos (blauw) ______

Es (aardig)_________

Es un chico (slim)__________

Tiene los ojos (blauw)______

Es (aardig)_________

Zet in meervoud:
El tomate es rojo.

Zet in meervoud:
La pared es azul.

Voca

https://play.kahoot.it/v2/?quizId=46fc05a1-f823-48e5-bd64-d04a2a8cda79