Les 2

English
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Grammatica herhalen -> Plaats- en tijdsbepaling & tel- ontelbare zelfstandige naamwoorden.
Zelftest 3.5 Writing
Eventuele woordtrainer

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel van vandaag
  • De leerlingen kunnen aan het einde van de les de P&T tip nog eens herhalen.
  • De leerlingen weten het verschil tussen ontelbare en telbare zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Plaatsbepaling in een zin
Een plaatsbepaling zegt waar iets gebeurt in de zin. Een voorbeeld hiervan is:
I am in my bedroom.

Een plaatsbepaling zet je achteraan in de zin!

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1:
Wat is het goede antwoord?

A
Nadya is still at school
B
Still at school is Nadya
C
At school still is Nadya
D
At school is Nadya still

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 2:
Wat is het goede antwoord?
A
At home did you leave your books?
B
You left your books?
C
Did you leave your books at home?
D
Did you at home leave your books?

Slide 6 - Quizvraag

Tijdsbepaling in een zin
Om te zeggen wanneer iets gebeurt, gebruik je tijdsbepalingen. Zoals: yesterday, tomorrow.
Voorbeeld: We watched a film yesterday.

De tijdsbepaling zet je ook achteraan in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Goed
Fout
The school party is next week
Next week is school party
Are you coming tomorrow?
Dad left two minutes ago

Slide 8 - Sleepvraag

Plaats en tijdsbepaling
Als je in een zin allebei gebruikt (tijds- en plaatsbepaling) moet je in het Engels EERST de plaats aangeven, daarna de tijd.

Voorbeelden:
I have been in my room all morning.
Nadya was at school today.

Slide 9 - Tekstslide

Tip voor plaats- en tijdsbepaling
Denk aan het alfabet: Daarin komt de P van plaats eerst. De T van tijd volgt hierna = PLAATS VOOR TIJD.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4:
Dad was in my room two minutes ago.
Goed
Fout

Slide 11 - Poll

Vraag 5:
We at 5 o'clock have dinner in the living room.
Goed
Fout

Slide 12 - Poll

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

Een zelfstandig naamwoord is een woord dat op zichzelf kan staan. Zo kan het bijvoorbeeld betekenen:
  • Een persoon (man), een dier (cavia), een naam (Gerrit/Apple), een ding (geld), een gebeurtenis (feest), een plaats (Heerlen), niet concrete dingen (geluk, warmte)


Slide 13 - Tekstslide

Telbare zelfstandige naamwoorden
Voor dingen die je kunt tellen gebruik je: many, a lot of, a few en few.

Voorbeelden:
My brother has a lot of books.
There are many children in our school.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 6:
Vul het goede antwoord in.
Let op: Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
He has a few books
B
He has many money
C
I have a few water
D
Have you got many hats?

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 7:
Voer het gesprek!
''My cousin loves to read.''
A
''Your cousin must have little books.''
B
''Your cousin must have many books.''

Slide 16 - Quizvraag

Niet-telbare zelfstandige naamwoorden
Voor dingen die je niet kunt tellen gebruik je: much, a lot of , a little, en little.

Voorbeelden:
They have little time.
We are not having much fun.

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 8:
Vul het juiste antwoord in.
A
She has a lot of moneys.
B
She has many moneys
C
She has a lot of money
D
She has many money

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 9: Klopt de zin?
There is so many cake
Goed
Fout

Slide 19 - Poll

Vraag 10:
Begrijp je de stof of vind je het nog lastig?
Ik begrijp het en kan zelfstandig werken.
Ik vind het nog erg lastig.

Slide 20 - Poll

Klaar met de Lessonup!
Wie heeft nog hulp nodig? --> Groepje maken en bespreken.

Wil je zelfstandig verder: Zelftest 3.5
Klaar met de zelftest?
Ga verder met de woordtrainer :).

Slide 21 - Tekstslide