Fictie alles

Herhaling begrippen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- lezen
- begrippen herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Als een boek chronologisch is opgebouwd, dan zijn er ...
A
geen terugverwijzingen naar vorige gebeurtenissen.
B
geen vooruitwijzingen naar dingen die nog gaan gebeuren
C
geen flashbacks in het verhaal.
D
flashbacks in het verhaal.

Slide 4 - Quizvraag

Waar denk je aan bij een open einde in een boek?

Slide 5 - Woordweb

Tijdsperspectief 
Vertelperspectief
Personages - hoofdpersonage
Personages - bijfiguur
Het goochelen met de tijd
Het verhaal kan met de gebeurtenissen mee worden verteld.
Het verhaal kan achteraf worden verteld.
Ik-verteller
Personale verteller (hij-/zij-)
Alwetende verteller
Meestal een hoofdpersoon. Hij of zij maakt een karakterontwikkeling door.
Meestal een bijpersoon. Hij of zij maakt geen karakterontwikkeling door.

Slide 6 - Sleepvraag

Je krijgt zometeen steeds een aantal fragmenten te lezen. Daarna een vraag in welk vertelperspectief dit is geschreven.  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

In welk vertelperspectief was het vorige fragment geschreven?
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

In welk vertelperspectief was het vorige fragment geschreven?
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

In welk vertelperspectief was het vorige fragment geschreven?
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de historische tijd van het fragment?

Slide 14 - Open vraag

Let op: 
tijdpers
pectief 

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor soort verhaalbegin had het vorige fragment
A
Ab ovo
B
In medias res

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de vertelde tijd van het fragment en waarom?

Slide 17 - Open vraag

Let op: 
vertel
pers
pectief 

Slide 18 - Tekstslide

In welk vertelperspectief was het vorige fragment geschreven?
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 19 - Quizvraag

Hoe ziet een meervoudig perspectief eruit?

Slide 20 - Open vraag

Welke sturingsmechanismen ken je nog?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Schrijf een verhaal waarin je een informatievoorsprong verwerkt. Beschrijf in je verhaal minstens één uiterlijk kenmerk en één karaktereigenschap.
Ik schrijf elke minuut een woord op het bord die je zo snel mogelijk in je verhaal moet verwerken. Als de timer klaar is, is je verhaal ook af.
timer
6:00

Slide 23 - Tekstslide