Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H3.6 en H3.7 start
H1.3 Lezen
Waar is
Wally?
1 / 35
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
35 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H1.3 Lezen
Waar is
Wally?
Slide 1 - Tekstslide
Vlog maken- wat heb je gezien?
Je hebt thuis naar een aantal vlogs gekeken.
Wat heb je gezien?
binnenkomers
inleiden van het onderwerp
overschakelen naar een deelonderwerp
afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Gekozen onderwerp
Geef je onderwerp door!
We gaan de lijst af. Ik schrijf alle onderwerpen op.
Uiterlijke inleverdatum:
vrijdag 15 maart via d.muilwijk@cvo-av.nl
Slide 4 - Tekstslide
H3.7 Grammatica
Herhaling
zinsdelen + werkwoordelijk gezegde
Deze les:
zinsdelen + naamwoordelijk gezegde
Slide 5 - Tekstslide
Zinsontleden stap voor stap
Bladzijde 203 - stappenplan
Persoonsvorm
Zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen
Gezegde
Onderwerp
Slide 6 - Tekstslide
Oefenen
Joey en Emre klagen al weken over het slechte weer.
1. PV =
2. Zinsdeelstrepen zetten
3. Gezegde
4. Onderwerp
Slide 7 - Tekstslide
Oefenen
Joey en Emre
|
klagen
|
al weken
|
over het slechte weer.
1. PV =
klagen
2. Zinsdeelstrepen zetten
3. WG = klagen
4. OW =
Joey en Emre
Slide 8 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
zegt wat het onderwerp doet
bestaat uit alle werkwoorden in de zin
bevat alle onderdelen van een splitsbaar werkwoord
aan het
&
te
horen ook bij het WG (als ze voor het werkwoord staan)
Slide 9 - Tekstslide
Zoek het werkwoordelijk gezegde
Hans en Marije gaan voor de tweede keer dit jaar op vakantie.
A
gaan
B
gaan op vakantie
C
op vakantie
Slide 10 - Quizvraag
Zoek het werkwoordelijk gezegde
Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens
Slide 11 - Quizvraag
Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen:
Zinnen waarin iemand iets
doet
.
Zinnen waarin iemand iets
is
.
Zinnen waarin iemand iets doet = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets is = naamwoordelijk gezegde
Slide 12 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen:
Zinnen waarin iemand iets
doet
.
Zinnen waarin iemand iets
is
.
Zinnen waarin iemand iets
doet
: Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets
is
: Ik ben docent.
Slide 13 - Tekstslide
WG NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW
DOET
iets
- alleen maar werkwoorden
- er kan een LV in staan
- ZIJN-zin
- een vorm van de 9 kww
- Het OW
IS
iets
- bestaat uit werkwoorden
én naamwoorden (ZN of BN
--> eigenschap/kenmerk
van het OW)
- bevat nooit een LV
Slide 14 - Tekstslide
Koppelwerkwoorden
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.
Slide 15 - Tekstslide
Koppelwerkwoorden
Bij zinnen met een
naamwoordelijk gezegde
kun je de koppelwerkwoorden met elkaar verruilen.
Ik
ben
docent.
Ik
word
docent.
Ik
blijf
docent.
Ik
blijk
docent.
Ik
lijk
docent.
etc..
Slide 16 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Sjakie
is
boos geworden.
pv = is
ow: Sjakie
ng: is [boos] geworden
Het
naamwoordelijk gezegde
koppelt een eigenschap (boos worden) aan het onderwerp (Sjakie).
Slide 17 - Tekstslide
WG of NG?
Je moet bij
elke
zin kiezen tussen een naamwoordelijk gezegde OF een werkwoordelijk gezegde.
Ze zitten nooit allebei in de zin.
Werkwoordelijk gezegde:
het onderwerp
doet
iets --> alle werkwoorden in de zin + 'aan het' of 'te'
Naamwoordelijk gezegde:
het onderwerp
is
iets --> alle werkwoorden + naamwoorden (ZN of BN)
Slide 18 - Tekstslide
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 19 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 20 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 21 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 22 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 23 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is de PV?
A
de leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 24 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het OW?
A
De leerling
B
is
C
boos
D
geworden
Slide 25 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!
Slide 26 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het werkwoordelijk deel?
A
is
B
is boos
C
geworden
D
is geworden
Slide 27 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het naamwoordelijk deel?
A
is boos
B
is boos geworden
C
boos
D
is geworden
Slide 28 - Quizvraag
De leerling is boos geworden.
Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden
Slide 29 - Quizvraag
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is de PV?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 30 - Quizvraag
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is het OW?
A
voor veel leerlingen
B
blijft
C
grammatica
D
een moeilijk onderdeel.
Slide 31 - Quizvraag
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoordelijk
B
nee, naamwoordelijk!
Slide 32 - Quizvraag
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
blijft
B
blijft [een moeilijk onderdeel voor veel leerlingen]
C
blijft [voor veel leerlingen]
D
blijft [een moeilijk onderdeel]
Slide 33 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 34 - Quizvraag
Noteer het NG van de zin
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
Slide 35 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
H.2 Naamwoordelijk gezegde
April 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde
Maart 2023
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Januari 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde
September 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Oktober 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Hs2 Naamwoordelijk gezegde
Oktober 2024
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
naamwoordelijk gezegde H2
September 2022
- Les met
37 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
TH2H - naamwoordelijk gezegde + werkboek
Juni 2023
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3