In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Centraal examen Lezen & Luisteren 2F
Slide 1 - Tekstslide
Het Centraal Examen 2F
Wat ga ik met jullie bespreken?
soorten teksten
hoofdgedachte
Hoe pak je een leesopdracht aan:
leesstrategieën
onbekende woorden
tips en tricks
het examen zelf
oefenopdracht
Slide 2 - Tekstslide
Welke tekstsoorten ken je?
Slide 3 - Woordweb
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin
Slide 4 - Quizvraag
Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Je vindt onderwerp en hoofdgedachte vaak in de titel en inleiding van een tekst.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
(globaal / zoekend / intensief)
Slide 7 - Tekstslide
Wat is oriënterend lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig
Slide 8 - Quizvraag
(globaal / zoekend / intensief)
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het doel van leesstrategieën?
A
Teksten beter begrijpen en informatie efficiënt opnemen.
B
Goede zinnen leren maken
C
Sneller lezen zonder begrip.
D
Alle woorden in een tekst onthouden.
Slide 10 - Quizvraag
1.
2.
Slide 11 - Tekstslide
3.
Globaal:
Zoekend:
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat doe je bij een onbekend woord: profileren
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Als laatste stap: GEBRUIK HET WOORDENBOEK
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Oefenen met hulpmiddelen
Rechtsboven in het scherm kun je gebruik maken van hulpmiddelen
aantekeningen maken
tekst aanstrepen
luidsvolume instellen
tekst vergroten
Vragen aanvinken
Oefen ermee!
Slide 20 - Tekstslide
Blijf in vorm!
Slide 21 - Tekstslide
Tip 1
Maak eerste een globale planning. Kijk uit hoeveel vragen het examen bestaat (40) en bereken vervolgens hoeveel minuten je gemiddeld per vraag hebt (90 minuten / 40 = ongeveer 10 minuten per tekst)
Slide 22 - Tekstslide
Tip 2
Slide 23 - Tekstslide
Tip 3
Slide 24 - Tekstslide
Tip 4
Slide 25 - Tekstslide
Keuze:
Klassikaal oefenen met tekst
Slide 26 - Tekstslide
timer
7:00
Slide 27 - Tekstslide
Wat zou de schrijver je volgens alinea 2 en 3 graag willen vertellen?
A
Dat de werkgever je in een soll.gesprek beter wil leren kennen.
B
Dat het vanzelf goed komt, als je maar jezelf bent tijdens het soll.gesprek.
C
Dat je volstrekt eerlijk en open moet zijn bij een soll.gesprek.
Slide 28 - Quizvraag
Als de schrijver je dat zou graag wil vertellen, waarom doet hij dat dan niet in alinea 3?
A
Omdat het niet past bij het tekstdoel en onderwerp.
B
Omdat hij dan geen eerlijke voorstelling van zaken zou geven.
C
Omdat werkgevers je juist wel willen leren kennen in een soll.gesprek.
Slide 29 - Quizvraag
Waarom is een sollicitatiegesprek zo belangrijk (alinea 4)?
A
Omdat de uitkomst van het gesprek grote gevolgen heeft.
B
Omdat het gesprek een momentopname is.
C
Omdat mensen er hun brood mee verdienen.
Slide 30 - Quizvraag
In alinea 5 en 6 vind je argumenten om extra goed voor de dag te komen in een sollicitatiegesprek.
Wat zijn de argumenten?
A
Het wordt van je verwacht.
B
Je bent het meest op je gemak als je jezelf bent.
C
Er is veel concurrentie.
D
Anderen zullen het ook doen.
Slide 31 - Quizvraag
Op welke vraag geven alinea's 7 en 8 antwoord?
A
Hoe?
B
Wanneer?
C
Wie?
Slide 32 - Quizvraag
Met welke mening is de schrijver het volgens alinea 8 en 9 eens?
A
Als je het soll.gesprek goed voorbereid, kun je de zenuwen de baas blijven.
B
Een soll.gesprek heeft iets van een theater; je moet je rol instuderen.
C
Voor een baan hoef je niet echte een goede match met je werkgever te hebben.
Slide 33 - Quizvraag
Wat moet je zeggen bij een vraag over ervaring, als je die niet hebt omdat je net klaar bent met het MBO.
A
"Ik heb geen ervaring, maar zo moeilijk kan het niet zijn."
B
"Ik heb geen ervaring, maar wel de juiste eigenschappen die ervoor nodig zijn."
C
"' Ik heb wel ervaring, want ik help wel eens mijn oom."'
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
overhalen
D
instrueren
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Door veel concurrentie is solliciteren heel ingewikkeld geworden.
B
Het is voldoende om tijdens een soll.gesprek gewoon jezelf te zijn.
C
Je zult niet makkelijk een baan vinden, als je geen reclame maakt voor jezelf.