4.1 Kenmerken van een chemische reactie (2)

4.1 Kenmerken van een reactie 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.1 Kenmerken van een reactie 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je leert

  • wat een chemische reactie is
  • welke kenmerken een chemische reactie heeft
  • welke factoren invloed hebben op de reactiesnelheid

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Chemische reactie

Bij een chemische reactie verdwijnen
stoffen en ontstaan er nieuwe stoffen.


De stoffen die verdwijnen heten beginstoffen en de stoffen die

ontstaan heten reactieproducten.

Een chemische reactie kun je onder andere herkennen aan het veranderen van stofeigenschappen.


Slide 4 - Tekstslide

Faseverandering
Stoffen lijken te veranderen
maar er is geen chemische reactie.


Slide 5 - Tekstslide

Volledige verbranding aardgas (chemische reactie)

Slide 6 - Tekstslide

Endotherm

Wanneer je steeds energie moet toevoegen
om er voor te zorgen dat de reactie doorgaat, is de reactie endotherm.

Wanneer de energietoevoer stopt, stopt de reactie ook.

(bijvoorbeeld: het koken van een ei)



Slide 7 - Tekstslide

Exotherm

Wanneer bij de reactie energie vrijkomt,
is de reactie
exotherm.

Ook wanneer je de reactie opgang moet
brengen (bijvoorbeeld: een kaars aansteken) is de reactie
exotherm.

(bijvoorbeeld: alle verbrandingen zijn
exotherm)



Slide 8 - Tekstslide

Wet van massabehoud
Welke massa is groter? De massa voor of na de reactie?

Slide 9 - Tekstslide

Wet van massabehoud
Welke massa is groter ? De massa voor of na de reactie ?

Slide 10 - Tekstslide

Wet van Lavoisier

De massa van alle stoffen vóór de reactie samen is net zo groot als de massa van alle reactieproducten bij elkaar.

Dit wordt de wet van Lavoisier genoemd

LET OP!

Het gaat om alle stoffen.
Dus gassen moet je ook meetellen.



Slide 11 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Volledige verbranding aardgas (chemische reactie)

Slide 14 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De ene reactie verloopt erg langzaam,
zoals het roesten van ijzer. En een andere reactie, zoals een
explosie, verloopt heel snel.


De snelheid waarmee een reactie verloopt wordt reactiesnelheid genoemd.





Slide 15 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • De soort stof
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

Reactiesnelheid invloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 18 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 19 - Tekstslide

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 20 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 21 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 22 - Tekstslide

Om kaarsvet te smelten moet je voortdurend verwarmen. Is het een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
Endotherm

Slide 23 - Quizvraag

Verdampen van alcohol.
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 24 - Quizvraag

Op welke 5 manieren kan je de reactiesnelheid beinvloeden ?

Slide 25 - Open vraag

Als je de temperatuur verlaagt,
wordt de reactietijd...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de reactiesnelheid als je de beginstoffen in een bak met ijswater zet?
A
Reactiesnelheid gaat omhoog
B
Reactiesnelheid blijft gelijk
C
Reactiesnelheid gaat omlaag

Slide 27 - Quizvraag

Twee identieke reacties worden uitgevoerd. Reactie 1 bij 50°C en reactie 2 bij 60°C. Leg uit aan de hand van het botsende deeltjes model welke reactie sneller verloopt.
A
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
B
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
C
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.
D
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen, dus een hogere reactiesnelheid.

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak 4.1 opdracht 9 t/m 19 (p. 111-113)

Huiswerk: Maak 4.1 opdracht 9 t/m 19 af (p. 111-113).

Slide 29 - Tekstslide