LJ1 5.12 Kijk naar taal / LJ2 5.11 Tekst samenvatten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: LJ1 5.11 - LJ2 5.12
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands. Laat je boek nog even dicht op tafel liggen. 

LJ2: Ga even in stilte lezen

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen 

Aan het eind van deze les:

- kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar een afbeelding bij een tekst

- kun je in een woordenboek opzoeken of een woord een de-woord of een het-woord is

- kun je uitleggen wat beeldtaal is en er voorbeelden van geven. 

Leergebiedoverstijgende doelen:

Denkvermogen:

- Je bedenkt zelf een oplossing voor een probleem en vertelt deze verbaal

- Je vertelt wat er nodig is om tot een oplossing te komen

Samenwerkend leren:

- Je past jouw gedrag aan wanneer je hierop wordt aangesproken

- Je overlegt met groepsgenoten om samen afspraken te maken om een doel te behalen

3. Arrangementen + Mini-check 

Verdiept (een 8 of hoger): Niemand

Iedereen doet mee met de mini-check

Zet de stappen van het ‘Stappenplan moeilijke woorden’ in de juiste volgorde.

Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd.

Kijk naar bekende stukjes in het woord.

Kijk naar de plaatjes bij de tekst.

Vraag de betekenis of zoek het op in een woordenboek.

Het delict of de delict?

1. Het delict
2. De delict

Wat betekent het pictogram dat je hiernaast ziet?

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 25 t/m 27 op blz 237 t/m 239.

De rest doet mee met de instructie. 

Hij heeft acute hulp nodig!

?

Hij heeft acute hulp nodig!

De accommodatie is dit weekend nog te huur. 

?

De accommodatie is dit weekend nog te huur. 

de of het?

meervoud =           DE

de jongen                                 - de jongens

het meisje                                - de meisjes

de boom                                   - de bomen

het bos                                      - de bossen

enkelvoud laten benoemen met lidwoord = het paard

daarna meervoud laten benoemen met lidwoord = de paarden

verkleining =           HET

de jongen                                 - het jongetje

de meid                                     - het meisje

de boom                                   - het boompje

het bos                                      - het bosje

5. Begeleid inoefenen 

Intensief --> Had je alle vragen van de mini-check fout?

Dan maak je samen met mij opdracht 26

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig opdracht 25 t/m 27 op blz 237 t/m 239

Ben je klaar?

Dan lever je de opdracht in bij mij. 

Daarna ga je in stilte lezen.

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen 

Aan het eind van deze les:

- kun je verschillen zien tussen verschillende teksten en hetzelfde onderwerp

- kun je de hoofdgedachte van een tekst benoemen

- kun je een samenvatting maken

Leergebiedoverstijgende doelen:

Denkvermogen:

- Je bedenkt zelf een oplossing voor een probleem en vertelt deze verbaal

- Je vertelt wat er nodig is om tot een oplossing te komen

Samenwerkend leren:

- Je past jouw gedrag aan wanneer je hierop wordt aangesproken

- Je overlegt met groepsgenoten om samen afspraken te maken om een doel te behalen

3. Arrangementen + mini-check

Dit is een klassikale les. Iedereen doet mee. 

Wat is een samenvatting?

1. Korte weergave van de belangrijkste inhoud van een tekst
2. Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken
3. Nadenken over wat het beste is
4. Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver

Wat zet je in een samenvatting?

1. Bijzaken
2. Hoofdzaken
3. Kernzinnen

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Wat betekent het woord hoofdgedachte?

1. de belangrijkste zin van een alinea
2. het onderwerp van de tekst
3. een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
4. het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Wie maakt wat?

Iedereen doet mee met de instructie.

4. Instructie

In de volgende dia's gaan we samen een tekst lezen en daar maken we vragen over.

Welke manier heeft de schrijver gebruikt bij de
INLEIDING om je nieuwsgierig te maken?

1. onderwerp noemen
2. vraag stellen
3. verhaaltje vertellen

Welke manier heeft de schrijver gebruikt bij de
SLOT om de tekst af te sluiten?

1. een korte samenvatting
2. een conclusie
3. een advies geven
4. een oproep doen

Wat is het tekstdoel?

1. informeren
2. overtuigen
3. overhalen
4. uitleggen

Wat is de tekstsoort?

1. informerende tekst
2. overtuigende tekst
3. aansporende tekst
4. uiteenzettende tekst

Wat is de tekstvorm?

1. artikel
2. schoolboektekst
3. handleiding
4. nieuwsbericht

5. Begeleid inoefenen

Intensief -->

Je maakt samen met de leerkracht opdracht 

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 233.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 

7. Evaluatie LJ1

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar een afbeelding bij een tekst?

- kun je in een woordenboek opzoeken of een woord een de-woord of een het-woord is?

- kun je uitleggen wat beeldtaal is en er voorbeelden van geven?

                       

7. Evaluatie LJ2

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je verschillen zien tussen verschillende teksten en hetzelfde onderwerp

- kun je de hoofdgedachte van een tekst benoemen

- kun je een samenvatting maken

                    

Huiswerk

Huiswerk LJ1:                                           Huiswerk LJ2:             

Donderdag 7 april.                                 Donderdag 7 april

5.12 opdracht 25 t/m 27.                      5.11 opdracht 1 t/m 3