In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
3. 1 t/m 5
Slide 1 - Tekstslide
Aangeleerde normen & waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden. Je denkt er niet meer bij na.
Welk begrip hoort hierbij?
Slide 2 - Open vraag
I. Cultuuroverdracht gebeurt via de socialiserende instituties. II. Als de socialisatie geslaagd is, eindigt de sociale controle
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist
Slide 3 - Quizvraag
wat is GEEN waarde?
A
Eerlijkheid
B
Veiligheid
C
Je eet niet met open mond
D
Loyaliteit
Slide 4 - Quizvraag
Waarom is een referentiekader belangrijk?
A
Het helpt bij het interpreteren van informatie en het vormen van meningen
B
Het zorgt voor verwarring en miscommunicatie
C
Het maakt het moeilijker om informatie te begrijpen
D
Het is alleen relevant voor academische doeleinden
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het tegenovergestelde van 'objectief'?
A
Onbevooroordeeld
B
Persoonlijk
C
Onpartijdig
D
Subjectief
Slide 6 - Quizvraag
Het kenmerkende aan een subcultuur is dat een subcultuur
A
Afwijkt van de dominante cultuur
B
Botst met de dominante cultuur
C
Altijd maar kort bestaat
D
Weinig tolerantie kent
Slide 7 - Quizvraag
Welk van de volgende scenario's kan als een vooroordeel worden beschouwd?
A
Iemand vermijden op basis van zijn/haar etniciteit
B
Iemand vermijden op basis van zijn/haar beroep
C
Iemand vermijden op basis van zijn/haar prestaties
D
Iemand vermijden op basis van zijn/haar kledingstijl
Slide 8 - Quizvraag
wat is geen push factor?
A
werkloosheid
B
gebrek aan toekomst perspectief
C
weinig vooruitzichten
D
voldoende ontwikkelings mogelijkheden
Slide 9 - Quizvraag
José komt uit Spanje. Hij woont nu in Amsterdam. Voor Spanjaarden is hij een..
A
immigrant
B
emigrant
C
push-factor
D
vestigingsgebied
Slide 10 - Quizvraag
Dit verdrag zorgt ervoor dat Nederland verplicht is inwoners de gelegenheid te geven tot gezinsvorming
A
De universele verklaring van de rechten van de mens
B
Europese verdrag voor de rechten voor de mens
C
VN-vluchtelingen verdrag
D
Akkoord van Schengen
Slide 11 - Quizvraag
Dit verdrag zorgt ervoor dat Nederland vluchtelingen asiel moet aanbieden
A
De universele verklaring van de rechten van de mens
B
Europese verdrag voor de rechten voor de mens
C
VN-vluchtelingen verdrag
D
Akkoord van Schengen
Slide 12 - Quizvraag
Als je straks in Londen wil studeren kan dat makkelijk vanwege het Akkoord van Schengen
A
Waar
B
Onwaar
Slide 13 - Quizvraag
Nationaal belang wordt steeds relevanter", stelt ..., . "Meer protectionisme, minder globalisering en minder EU.
A
PvdA
B
SP
C
PVV
D
VVD
Slide 14 - Quizvraag
Nederland moet een eigen leger vormen en moet bij overheidsaankopen de voorkeur geven aan goederen uit eigen land
A
protectionisme
B
internationalisten
C
tornipisten
D
populisme
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het doel van het concept 'habitus'?
A
Om de invloed van genetica op gedrag te bestuderen.
B
Om de invloed van technologie op cultuur te onderzoeken.
C
Om de relatie tussen individuen en hun sociale omgeving te begrijpen.
D
Om de economische ongelijkheid in de samenleving te verminderen.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de definitie van essentialisme?
A
Het idee dat iedereen gelijk is
B
Het concept dat cultuur bepaalt wie we zijn
C
Het standpunt dat genetica alles bepaalt
D
Het geloof dat bepaalde eigenschappen inherent zijn aan een bepaalde groep mensen
Slide 17 - Quizvraag
Welke bewering is juist over essentialisme?
A
Het is alleen van toepassing op biologische eigenschappen
B
Het is een wetenschappelijk bewezen theorie
C
Het kan leiden tot stereotypering en discriminatie
D
Het bevordert diversiteit en inclusie
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn mogelijke gevolgen van polarisatie?
A
Versterking van sociale cohesie, bevordering van tolerantie
B
Verlies van vertrouwen, escalatie van conflicten
C
Verspreiding van vreedzame communicatie
D
Vermindering van ongelijkheid, grotere solidariteit
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de contacttheorie?
A
Een theorie die stelt dat contact alleen tussen gelijke groepen vooroordelen en discriminatie kan verminderen.
B
Een theorie die stelt dat contact tussen verschillende groepen vooroordelen en discriminatie kan versterken.
C
Een theorie die stelt dat contact tussen verschillende groepen vooroordelen en discriminatie kan verminderen.
D
Een theorie die stelt dat contact tussen verschillende groepen geen invloed heeft op vooroordelen en discriminatie.
Slide 20 - Quizvraag
Hoe kan cultureel kapitaal worden overgedragen?
A
Door middel van genetische overerving
B
Via economische investeringen en aandelenhandel
C
Van generatie op generatie door middel van sociale en educatieve processen
D
Bij geboorte via een ritueel uitgevoerd door ouderlingen
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van cultureel kapitaal?
A
Materiële bezittingen zoals auto's en huizen
B
Kennis van kunst, muziek, literatuur en etiquette
C
Politieke voorkeuren en partijlidmaatschap
D
Fysieke kracht en uiterlijke schoonheid
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het belang van cultureel kapitaal in de samenleving?
A
Cultureel kapitaal bepaalt de economische ongelijkheid
B
Cultureel kapitaal vermindert de sociale cohesie
C
Cultureel kapitaal kan leiden tot sociale mobiliteit en kansen
D
Cultureel kapitaal heeft geen invloed op de samenleving
Slide 23 - Quizvraag
Wat is symbolisch geweld?
A
Symbolisch geweld is het gebruik van gewelddadige symbolen in kunst en media.
B
Symbolisch geweld is fysiek geweld dat wordt gebruikt om anderen te intimideren.
C
Symbolisch geweld is het gebruik van geweld in symbolische rituelen.
D
Symbolisch geweld is een vorm van geweld waarbij machtsrelaties en ongelijkheid in stand worden gehouden door middel van symbolen, taal en cultuur.
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het doel van symbolisch geweld?
A
Het doel van symbolisch geweld is om gelijkheid en rechtvaardigheid te bevorderen.
B
Het doel van symbolisch geweld is om de dominante groep in stand te houden en de ondergeschikte groep te onderdrukken.
C
Het doel van symbolisch geweld is om vrede en harmonie te creëren.
D
Het doel van symbolisch geweld is om sociale verandering te bewerkstelligen.
Slide 25 - Quizvraag
Welke rol speelt taal bij symbolisch geweld?
A
Taal speelt een belangrijke rol bij symbolisch geweld, omdat het de manier is waarop machtsverhoudingen worden gereproduceerd en ongelijkheid wordt bevestigd.
B
Taal speelt een ondergeschikte rol bij symbolisch geweld, het is voornamelijk een kwestie van economische ongelijkheid.
C
Taal speelt alleen een rol bij directe vormen van geweld, niet bij symbolisch geweld.
D
Taal speelt geen rol bij symbolisch geweld, het is puur een kwestie van gedrag.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de definitie van 'bridging sociaal kapitaal'?
A
Het vermogen om relaties te vormen en te onderhouden met mensen uit andere landen.
B
Het vermogen om relaties te vormen en te onderhouden met mensen uit dezelfde sociale groep.
C
Het vermogen om relaties te vormen en te onderhouden met mensen uit diverse sociale groepen.
D
Het vermogen om relaties te vormen en te onderhouden met mensen uit dezelfde generatie.
Slide 27 - Quizvraag
Wat kan bridging sociaal kapitaal bevorderen?
A
Alleen contact hebben met mensen uit dezelfde sociale groep.
B
Alleen contact hebben met mensen uit dezelfde generatie.
C
Diversiteit in sociale netwerken hebben.
D
Alleen contact hebben met mensen uit andere landen.
Slide 28 - Quizvraag
Welke voordelen kan bridging sociaal kapitaal bieden?
A
Beperkte sociale ondersteuning en connecties.
B
Toegang tot nieuwe informatie en kansen.
C
Bevestiging van bestaande overtuigingen en ideeën.