Hst 6_les1_V4

Hst 6_les1_V4
De Oude dag
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hst 6_les1_V4
De Oude dag

Slide 1 - Tekstslide

Agenda les
  • Leerdoelen hst 6
  • Uitleg hst 6 de oude dag
  • Opdracht
  • Zelf aan de slag
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen hst 6 
  • Je kunt een omschrijving geven van de volgende begrippen: omslagstelsel, kapitaaldekkingsstelsel, welvaartsvaste en waardevaste uitkering.
  • Je kunt uitleggen uit welke 3 delen de oudedagsvoorziening bestaat
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met de hoogte van de AOW uitkering en de welvaarts- en waardevaste uitkeringen
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een kapitaaldekkingsstelsel en een omslagstelsel en de dilemma's ervan beschrijven
  • Je kunt uitleggen dat er bij het opbouwen van een (bedrijfs)pensioen sprake is van ruilen over de tijd.

Slide 3 - Tekstslide

3 soorten (pijlers) oudedagsvoorziening
  1. AOW (algemene ouderdomswet)
  2. Pensioen
  3.  Eigen middelen; Lijfrenteverzekering of zelf sparen

Slide 4 - Tekstslide

AOW
  • wet die de uitkering aan mensen met pensioengerechtigde leeftijd regelt.
  • Omslagstelsel: dus premie van nu wordt gebruikt om de uitkeringen nu te doen.

Slide 5 - Tekstslide

Pensioen
  • kapitaaldekkingsstelsel: De uitkeringen worden gedaan van een kapitaal dat in de loop van de tijd is opgebouwd.
  • opgebouwd bij pensioenfonds 

Slide 6 - Tekstslide

Lijfrente / zelf sparen
Lijfrente:
  • wordt eenmalig of een aantal keer premie betaald.
  • tijdelijke of levenslange uitkering op afgesproken einddatum.

Slide 7 - Tekstslide

Welvaartsvaste of waardevaste uitkering
Waardevast: jaarlijkse stijging van de uitkering is gelijk aan de prijsstijging > koppeling aan consumentenprijsindex (=CPI) > koopkracht blijft gelijk.

Welvaartsvast: jaarlijkse stijging van de uitkering is gelijk aan de gemiddelde loonstijging bij bedrijven> delen mee in de de welvaart in een land > (dus als lonen meer stijgen dan de CPI stijgt ook de uitkering meer dan CPI)

Slide 8 - Tekstslide

Maak opdracht 6.2 (blz 84)
Hoe: stil en zelfstandig
Lees eerst de vraag en lees daarna de tekst boven de opdracht
Voor vraag b pak e.v.t. de uitgedeelde begrippenlijst erbij of gebruik de begrippenlijst van blz 109 lesbrief
Tijd: 5 minuten
Klaar: ga verder met opdracht 6.3

Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 6.2
a. AOW-uitkering, rente en huurtoeslag
b. secundair inkomen is primair inkomen inclusief toeslagen > AOW-uitkering en huurtoeslag is overdrachtsinkomen > geen prestatie tegenover > secundair inkomen

Slide 10 - Tekstslide

Maak opdracht 6.3 (blz 85)
Hoe: stil en zelfstandig
Lees eerst de vraag en lees daarna de tekst boven de opdracht
Tijd: 5 minuten
Klaar: ga verder met opdracht 6.4

Slide 11 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 6.3
Bereken de hoogte van zijn maandelijkse bruto AOW-uitkering in 2020.
  • Tot zijn 67e in NL gewoond > 67-30= 37 jaar in Nederland
  • Uitkering is 37 x 2%= 74%
  • 74% van 1.255,87= 0,74 x 1.255,87= 929,34 bruto per maand

Slide 12 - Tekstslide

Maak opdracht 6.4 (blz 85)
Hoe: stil en zelfstandig
Lees eerst de vraag en lees daarna de tekst boven de opdracht
Tijd: 5 minuten
Klaar: ga verder met opdracht 6.5

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 6.4

Slide 14 - Tekstslide

Maak opdracht 6.5 (blz 85)
Hoe: stil en zelfstandig
Lees eerst de vraag en lees daarna de tekst boven de opdracht
Tijd: 5 minuten
Klaar: ga verder met opdracht 6.5

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 6.5
3

Slide 16 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Lees hst 6 nogmaals
  • Maak opdracht 6.2 t/m 6.6 af

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
  • Lees hst 6 nogmaals
  • Maak opdracht 6.2 t/m 6.6 af

Slide 18 - Tekstslide