220414 formuleren/spelling/wwspelling H5

Welkom G1a!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom G1a!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meervoud van kanarie?
A
kanariën
B
kanarieën
C
kanaries

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het meervoud van treincoupé?
A
treincoupeën
B
treincoupés
C
treincoupé's

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'geloven'?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het onvoltooid deelwoord van 'geloven'?

Slide 5 - Open vraag

We bespreken drie leerdoelen:
  1. Ik kan de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als/dan.

  2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden correct schrijven

  3. Ik kan voltooid deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord correct schrijven. 

Slide 6 - Tekstslide

Trappen van vergelijking H5
3 trappen van vergelijking
- Stellende trap: snel;
- Vergrotende trap: sneller
- Overtreffende trap: snelst

Jouw oma is lief, maar mijn oma is liever en zijn oma is het liefst

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking H5
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 8 - Tekstslide

Trappen van vergelijking H5
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 9 - Tekstslide

beroemd - ..... - .....
A
beroemder - beroemdst
B
beroemder - meest beroemd

Slide 10 - Quizvraag

breekbaar - ..... - .....
A
breekbaarder - breekbaarst
B
breekbaarer - breekbaarst
C
breekbaarder - meest breekbaar
D
breekbaarer - meest breekbaar

Slide 11 - Quizvraag

Is een Ferrari duurder of goedkoper .... een Fiat?
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag

Ga jij even vaak shoppen .... Cynthia en Iris?
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord H5
Een bn heeft een korte en lange vorm. Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Zet een –e achter het woord: bruin – bruine, mooi - mooie
- Verdubbel de laatste letter + -e: knap – knappe, dik – dikke
- Haal een a, e, o of u weg + -e: vaag – vage, leeg – lege
Dus niet: vaag – vaage/vaagge of traag – traage/traagge

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord H5
Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Verander –f in –v of –s in –z: broos – broze, lief – lieve
- Gebruik een trema: essentieel – essentiële
- Stoffelijk bn + -en: hout – houten, goud – gouden
 Maar: nylon, plastic, aluminium 

Slide 15 - Tekstslide

VD/OD als bn H5
Voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.
Soms is het nodig om een –e achter het woord te plaatsen en een klinker weglaten.

De weg is verbreed. De verbrede weg...

Slide 16 - Tekstslide

VD/OD als bn H5
Voorbeelden:
- Het vliegtuig is geland. Het gelande vliegtuig.
- Groetend liep de docent langs. De groetende docent liep langs
- Lachend fietste zij naar huis. Het lachende meisje fietste naar huis.
Je schrijft een vd of od zo kort mogelijk, mits de uitspraak het toelaat.


Slide 17 - Tekstslide

VD/OD als bn H5
Soms moet je voor de uitspraak –tt of –dd schrijven.
- Bezet      De bezette bank
- Gered     Het geredde dier
- Verrot     Het verrotte fruit

Vd op –en veranderen niet als bn 🡪 verloren – de verloren etui.



Slide 18 - Tekstslide

VD/OD als bn H5
Let op:

Hij besteedde het geld. Het bestede geld.

De storm verwoestte het huis. Het verwoeste huis.
                                                                 

Slide 19 - Tekstslide

(betalen)
De ..... klant.

Slide 20 - Open vraag

(coachen)
de ..... speler

Slide 21 - Open vraag

Er is een heleboel .... (gebeuren). Het ..... (gebeuren) gister. Ik heb mijn appjes .... (beantwoorden). Dus ik heb ..... (beantwoorden) appjes. Eergister ..... (beantwoorden) ik mijn appjes niet.

Nu .... (lachen) ik niet zo vaak, maar vandaag ging ik ..... (lachen) naar school.

Slide 22 - Open vraag

Pauze
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk:
H5 formuleren (blz. 160) : opdr. 1(1-8), 2 en 3.
H5 spelling (blz. 162): opdr. 1 (1-8), 2 en 3
H5 ww-spelling (blz. 164): opdr. 1 (1-6), opdr. 2 (4-6), opdr. 3.


timer
30:00

Slide 24 - Tekstslide