Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Verder met paragraaf 10
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Verder met paragraaf 10

Slide 1 - Tekstslide

Het is gelukt, het is klaar, het is gedaan. voltooid.

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 3 - Tekstslide

Wat is fout en waarom?

Slide 4 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is onvoltooid.
"lopend" moet ik
naar huis.
'Fluitend' kom ik binnen.

Slide 5 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 6 - Tekstslide

Een onvoltooid deelwoord

A
is de infinitief met-d(e)
B
is de stam met-d
C
soms d en soms niet

Slide 7 - Quizvraag

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief). -d-
erbij:
KERMEND

Slide 8 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 259. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil?
vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde


Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
  • We kunnen de vergrote foto in de winkel afhalen.
  • De fotograaf vergrootte onze foto van de bruiloft.
  • Het bestede bedrag kun je declareren.
  • De docent besteedde veel aandacht aan de werkwoordspelling.
  • Het verbrede pad zag er goed uit.
  • Gisteren verbreedde de tuinman het pad. 

Slide 11 - Tekstslide

VD/OD als bn
Voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.
Soms is het nodig om een –e achter het woord te plaatsen en een klinker weglaten.

De weg is verbreed. De verbrede weg...

Slide 12 - Tekstslide

VD/OD als bn
Voorbeelden:
- Het vliegtuig is geland. Het gelande vliegtuig…
- Groetend liep de docent langs. De groetende docent liep langs
- Lachend fietste zij naar huis. Het lachende meisje fietste naar huis.
Je schrijft een vd of od zo kort mogelijk, mits de uitspraak het toelaat.


Slide 13 - Tekstslide

VD/OD als bn
Soms moet je voor de uitspraak –tt of –dd schrijven.
- Bezet      De bezette bank
- Gered     Het geredde dier
- Verrot     Het verrotte fruit

Vd op –en veranderen niet als bn 🡪 verloren – de verloren etui.



Slide 14 - Tekstslide

VD/OD als bn
Let op:

Hij besteedde het geld. Het bestede geld.
De storm verwoestte het huis. Het verwoeste huis.
                      pv-vt                                           vd als bn

Slide 15 - Tekstslide

Pak je laptop

En ga naar LessonUp.  

Slide 16 - Tekstslide

(mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
mopperent en huilend
B
mopperend en huilent
C
mopperend en huilend

Slide 17 - Quizvraag

Sjaan (verhuizen) morgen en Job is gisteren (verhuizen)
A
Sjaan verhuisT en Job is verhuisT
B
Sjaan verhuisD en Job is verhuisD
C
Sjaan verhuisT en Job is verhuisD

Slide 18 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken. Maak een voorbeeldzin!

Slide 19 - Open vraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?

Schrijf het zo kort mogelijk!

Slide 20 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (bederven) vlees

Slide 21 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Verwoesten: de ........ stad

Slide 22 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 23 - Open vraag



De soep is gekruid.
De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 24 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 25 - Open vraag



De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 26 - Open vraag



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 27 - Open vraag



Het winkelcentrum is verbouwd.
Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 28 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (stranden) schip

Slide 29 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Schrikken: een ........ voorbijganger
Schrikken: de ........ mensen

Slide 30 - Open vraag

Schrijf een voorbeeldzin met het OD als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 31 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
vragen: een ... meisje

Slide 32 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
gillen: de ... keukenmeid

Slide 33 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje

Slide 34 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 259. 

Slide 35 - Tekstslide