TAAL Gesprekken soorten

Gesprekken voeren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Gesprekken voeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar denk je aan bij een discussie

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

soorten gesprekken
  • Functioneringsgesprek 
  • Beoordelingsgesprek 
  • sollicitatiegwesprek
  • Slecht-nieuwsgesprek 
  • Coachingsgesprek 
  • Conflictgesprek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tips voor een gesprek
  • Non-verbale communicatie
  • Open vragen stellen
  • formeel taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wat is non-verbale communicatie?
A
niets zeggen
B
geen woorden gebruiken
C
zonder woorden iets zeggen
D
praten zonder woorden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

open vragen

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gesloten vraag?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
  • Stel om de beurt een gesloten vraag aan mij over mijn weekend.
  • Lukt het op deze manier om veel te weten te komen?
  • Open vragen gesprek met mevr. van Veluw over hoe het is om een baby te hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Formeel taalgebruik
Wat is formeel  taalgebruik?
Taal wanneer je tegen iemand 'u'zegt of 'meneer of mevrouw'
 Formeel taalgebruik is netjes.

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
Als je tegen iemand praat die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent. 
Dus bijvoorbeeld tegen een volwassene, een vreemde of de koningin. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeel taalgebruik
Wat is informeel  taalgebruik?
Taal zonder al teveel regels. Je gebruikt ''Je' en ''Jij'' en spreektaal zoals: '' 'K was gister in de stad'' of ''Ga je effe chips halen?'' ''Wou je morgen nog afspreken?''

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?
Als je met vrienden of bekenden praat. Als je chat via social media of als je weet dat iemand ook informeel tegen jou terug praat (sommige mensen zeggen ''u'' tegen hun oma en anderen niet).

Slide 12 - Tekstslide

Hoe moet je deze voorbeeldzinnetjes eigenlijk zeggen?
Oefening
Formeel/informeel

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formele taal

Formele taal is een naam voor taal die je gebruikt in serieuze situaties. 
Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die wat belangrijker zijn. Je gedraagt je netter en je gebruikt ook wat nettere taal. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formele taal
Dit noem je formeel taalgebruik. 
Zo spreek je tegen onbekenden of mensen met wie je met respect om gaat. Je past je taalgebruik dus aan.
R Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek > DOELGROEP

Slide 15 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Wat weten we al?
- Open en gesloten vragen
- Doorvragen
- Formeel en informeel

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
Formele taal
Informele taal

Slide 17 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

R Formele en informele taal
Formele taal
Informele taal
- Je spreekt de ander aan met u.
Je en jou zeggen mag.
Je gebruikt nette taal.
Je mag vlotte taal gebruiken (spreektaal, straattaal, dialect)
Je bent netjes en beleefd.
Grapjes maken mag!

Slide 18 - Tekstslide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je op letten in je houding?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je op letten in je spreken?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Deze les:
- We leren waar je op moet letten als je een telefoongesprek voert zodat.
- We leren door te vragen zodat we de informatie krijgen die we nodig hebben.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vind jij het lastig om een telefoongesprek te voeren?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Weet ik niet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het lastig om te telefoneren?

Slide 24 - Woordweb

Je kunt elkaar niet zien, dus het is lastiger in te schatten hoe iemand iets bedoelt. Je moet duidelijk spreken, je verstaat elkaar niet altijd gelijk. non verbaal is uitgeschakeld. 
Non- verbaal en Verbaal
Wat was ook alweer het verschil?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom telefoneren we eigenlijk?
- Om informatie te vragen
- Om een leuk gesprek te voeren
- Om een afspraak te maken

En met wie? 2 soorten... 

Slide 26 - Tekstslide

formele gesprekken met vreemden en informele gesprekken met bekenden.

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
- In tweetallen 
- Echt oefenen aan de telefoon

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Werkblad(en): https://www.juf-milou.nl/index.php?id=195&gz=1633&gmtsop=8TaaxxxxxxxxxCon&noid=1&p=show

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies