Voorbeeld voor tegenwoordige tijd
De vrouw............... in de supermarkt. (winkelen)
De vrouw = onderwerp = hij/zij vorm
Hij -> Ik vorm + t
dus: winkelt
Hoor je het niet? Vervang het werkwoord door smurfen -De vrouw smurft
.... jij het goede antwoord meteen? (raden)
... jij = ik vorm van het werkwoord
Ik vorm -> Raad
Hoor je het niet? Vervang het werkwoord door smurfen - Smurf jij?