§3.1 De wereld van koningin Máxima

§3.1 De wereld van koningin Máxima
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§3.1 De wereld van koningin Máxima

Slide 1 - Tekstslide

Uit welk land is koningin Máxima afkomstig?
A
Nederland
B
Rusland
C
Argentinië
D
Duitsland

Slide 2 - Quizvraag

Is deze zin goed of fout?
Vanaf 1815 zijn al onze koningen en koninginnen allochtoon.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg (1)
Toen het voor Máxima duidelijk werd dat zij naar Nederland zou komen, ging ze de taal leren en verdiepte ze zich in de Nederlandse cultuur. Ze vond dat Nederlanders te verschillend zijn om van 'dé Nederlander' te spreken. Veel Nederlanders waren daar boos over, want die vinden dat Nederlanders wél een eigen identiteit hebben.
Een deel van die identiteit is gevormd rond ons koningshuis. De nationale kleur (oranje) verwijst naar het koningshuis van Oranje-Nassau.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg (2)
Sinds 1815 is Nederland een koninkrijk en is ons staatshoofd iemand uit het Huis van Oranje-Nassau. Onze huidige koning (Willem-Alexander) stamt rechtstreeks af van de eerste koning (Willem I). Opvallend is wel dat al onze staatshoofden een partner hadden/hebben uit het buitenland. Dat maakt hen in principe allemaal allochtoon, want een allochtoon is iemand die zelf, of een van zijn/haar ouders uit het buitenland komt.
En toch vinden veel Nederlanders ons koningshuis echt Nederlands.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg (3)
De koning heeft tegenwoordig vooral een symbolische functie. Nederland is een democratie, dat betekent dat 'het volk regeert'. De Nederlanders kiezen een parlement dat de wetten maakt en de regering voert die wetten uit. Het parlement controleert dan weer of de regering het goed doet. De koning heeft hier geen rol in. Het koningshuis zijn vooral vertegenwoordigers van Nederland. Ze gaan op bezoek in andere landen, en bij zo'n staatsbezoek gaan ook allerlei Nederlandse bedrijven mee. Zo'n staatsbezoek opent voor hen deuren en daardoor kunnen ze makkelijker zaken doen. Ook is de koning vaak aanwezig bij grote evenementen (bijv. Olympische Spelen) of herdenkingen.

Slide 6 - Tekstslide

Antwoord vraag 1 en 2
1: Eigen antwoorden.
2a: Er zou veel op haar gelet worden als partner van Willem-Alexander. Hoe sneller en hoe 
      meer ze zou weten van Nederland, hoe sneller de inwoners vertrouwen in haar zouden 
      krijgen en haar zouden accepteren.
2b: Nee, we hebben wel een eigen identiteit. Kijk maar naar onze taal en gewoonten, zoals 
      een ooievaar in de tuin zetten, beschuit met muisjes eten, stamppotten eten.
 
      Ja, we hebben geen eigen identiteit. Er zijn zoveel invloeden uit andere landen in 
      Nederland, dat je niet kunt spreken van typisch Nederlands. Ook zijn er veel verschillen
      tussen bijv. Friezen en Limburgers, terwijl die toch allemaal als Nederlanders worden
      gezien.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord vraag 3
De kleur oranje komt van de achternaam van koning Willem-Alexander van Oranje-Nassau. Veel Nederlanders voelen zich verbonden met het koningshuis en daarom hoort het bij hun identiteit. Zij laten dit onder andere zien door op feestelijke momenten oranje kleding te dragen.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord vraag 4
4a: meerderheid/gedaald.
4b: Als koningin Máxima populair is bij de Nederlanders, heeft dat een 
      positief effect op de populariteit van koning Willem-Alexander. Haar 
      populariteit straalt af op die van koning Willem-Alexander. 
      Omgekeerd is dat ook het geval. Hoe minder populair koningin 
      Máxima, hoe minder populair koning Willem-Alexander.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord vraag 5
5a: 7 - 9 - 4
5b: Mee eens, want er zijn veel invloeden vanuit het 
      buitenland op ons koningshuis. Dan kun je niet spreken 
      van typisch Nederlands.
      Niet mee eens, want de koningen en koninginnen zijn 
      bijna allemaal gewoon in Nederland geboren en 
      opgegroeid.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord vraag 6
6a: Het parlement en de regering.
6b: De Nederlandse bevolking (via verkiezingen).
6c: Niet. (Koningschap is erfelijk)
6d: Niet goed, want de macht moet bij de bevolking liggen en niet bij één 
      of twee personen, die bovendien ook niet gekozen zijn.
      Goed, want zij vertegenwoordigen Nederland en dus kunnen zij ook 
      het best onze wetten maken.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord vraag 7
7: betrokkenheid - reclame - werkgelegenheid - inkomen
8a: Ze zoekt letterlijk het contact met de Nederlandse 
      bevolking.
8b: Er zouden minder mensen positief zijn over haar 
      optreden, dus het groene deel van de staaf wordt 
      waarschijnlijk kleiner en het oranje en rode deel groter.

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Voor de volgende keer lees en maak je §3.2 
Upload de uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 13 - Tekstslide