In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Paragraaf 2: spanning
- Stroomsterkte
- Spanning
- Spanningsbronnen
Slide 1 - Tekstslide
Britt heeft een stroommeter met drie meetbreiken: 0-50 mA, 0-500 mA en 0-5 A. De stroomsterkte die ze wil meten ligt tussen 40 mA en 80 mA Welk meetbereik kan ze daarvoor het beste gebruiken
A
0-50 mA
B
0-500 mA
C
0-5 A
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Als de spanning groter wordt, dan:
A
worden er meer elektrische geladen deeltjes door de stof geleid
B
wordt er meer elektrische energie meegedragen door een deeltje
C
wordt de stroomsterkte kleiner
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
https:
Slide 6 - Link
Geef de grootheid en de eenheid en bijbehoordende afkortingen van spanning.
A
I(A)
B
I(V)
C
V(U)
D
U(V)
Slide 7 - Quizvraag
Welke uitspraak is waar?
A
De spanning geeft aan hoeveel deeltjes per seconde voorbijkomen
B
De spanning geeft aan hoeveel elektrische energie elk deeljte met zich meeneemt
C
De spanning geeft de hoeveelheid elekrische stroom aan
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Een amperemeter staat (1) de stroomkring en een spanningsmeter staat (2) het lampje
A
in, over
B
in, in
C
over, in
D
over, over
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Je hebt 3 batterijen, elk van 1,5 v Welke spanning leveren de batterijen samen, als je de pluspool van de ene batterij tegen de minpool van de andere batterij legt
A
0V
B
1,5V
C
3V
D
4,5V
Slide 12 - Quizvraag
Je hebt 2 batterijen, een van 3,0 V en een van 9,0 V Welke spanning leveren de batterijen samen, als je de pluspool van de ene batterij tegen de pluspool van de andere batterij legt
A
12V
B
6V
C
-6V
D
-12V
Slide 13 - Quizvraag
Netspanning
Stopcontacten: 230 Volt
Om dit om te zetten naar lager voltage gebruik je een transformator
Slide 14 - Tekstslide
HW
doorlezen 4.2
oefenen met flitskaarten
oefenen met het aflezen van spanningsmeters vaardigheid spanningsbronnen