Spelling - verkleinwoorden

2F Nederlands
24 september 2024
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2F Nederlands
24 september 2024

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Lesdoel bespreken
- Uitleg nieuwe theorie
- Huiswerk nakijken
- Aan de slag
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert verkleinwoorden spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Je kunt een zelfstandig naamwoord verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door -je of -tje achter een zelfstandig naamwoord te plakken.

paard  - paardje
laken - lakentje

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Sommige verkleinwoorden maak je met -pje, -kje of -etje.

boom - boompje
ketting - Kettinkje
tekening - tekeningetje

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang.

blad - blaadje

Slide 6 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld.

pizza - pizzaatje
saté - sateetje 
auto - autootje
paraplu - parapluutje

Slide 7 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op medeklinker + i verandert de i in ie.

taxi - taxietje

Slide 8 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij woorden die eindigen op medeklinker +y komt een apostrof.

lolly - lolly'tje

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
1. Huiswerk nakijken (zie Teams)
Opdracht 1 t/m 4
Bladzijde 234 + 235

2. Verkleinwoorden
Opdracht 1 t/m 6
Bladzijde 236 + 237

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting
Ik kan verkleinwoorden spellen.

Slide 11 - Tekstslide