2mh les 3/4: meervouden + verkleinwoorden quiz

Aan het eind van deze week:
- weet je hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft; 
- weet je hoe je verkleinwoorden op de juiste manier schrijft;
- weet je hoe je meervouden op de juiste manier schrijft;
- hoe je verder moet met de zakelijke brief.



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- weet je hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft; 
- weet je hoe je verkleinwoorden op de juiste manier schrijft;
- weet je hoe je meervouden op de juiste manier schrijft;
- hoe je verder moet met de zakelijke brief.



Slide 1 - Tekstslide

Verkleinwoorden
  • Sommige verkleinwoorden maak je met -pje, -kje of -etje. 
boom – boompje; ketting – kettinkje; stem – stemmetje; tekening – tekeningetje.
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang
blad – blaadje.
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld
pizza – pizzaatje; saté – sateetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
  • Bij woorden die eindigen op medeklinker + i verandert de i in ie
taxi – taxietje
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y komt een apostrof
lolly – lolly’tje

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het meervoud van toon?
A
twee toonen
B
twee toons
C
twee toonnen
D
twee tonen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meervoud van auto?
A
twee autos
B
twee autoën
C
twee autoos
D
twee auto's

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kaas?
A
kasen
B
kassen
C
kaazen
D
kazen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kaars?
A
kaarsen
B
kaarzen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van taxi?
A
taxies
B
taxi's
C
taxsien
D
taxien

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van baby?
A
babies
B
babys
C
baby's
D
babijs

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van café?
A
café's
B
cafés
C

Slide 9 - Quizvraag

wat is het meervoud van paraplu?
A
parapluen
B
parapluus
C
paraplu's
D
paraplus

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van wandeling?

Slide 11 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 12 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 13 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

baby

Slide 14 - Open vraag



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 15 - Open vraag

Welke is goed?
A
diploma'tje
B
diplomaatje

Slide 16 - Quizvraag

welke is goed?
A
pinda'tje
B
pindaatje

Slide 17 - Quizvraag

Zakelijke brief
Hoe sluit je hem af? 

Slide 18 - Tekstslide

Weet je nu:
- hoe je verschillende leestekens op de juiste manier schrijft?
- hoe je verkleinwoorden op de juiste manier schrijft?
- hoe je meervouden op de juiste manier schrijft? 
- hoe je verder moet met de zakelijke brief? 
Huiswerk
    Spelling §4: Meervouden op -s, -en en -ën
    • opdracht 2 + 3 + 4
    Spelling § 5 Verkleinwoorden
    • opdracht 2 + 3 + 4 + 5 + 6

      Slide 19 - Tekstslide