OZL: Licht les 4

Leerdoelen Les 4

  • Je benoemt de bouw en functie van het oog.
  • Je legt uit dat signalen vanuit de zintuigen via zenuwen naar de hersenen worden doorgegeven.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen Les 4

  • Je benoemt de bouw en functie van het oog.
  • Je legt uit dat signalen vanuit de zintuigen via zenuwen naar de hersenen worden doorgegeven.

Slide 1 - Tekstslide

Oog

Slide 2 - Woordweb

Het Oog

Slide 3 - Tekstslide

oogspieren
Bevinden zich aan de buitenkant van het harde oogvlies.

Functie: Laten jouw ogen van richting veranderen.

Slide 4 - Tekstslide

Buitenkant van het oog

Slide 5 - Tekstslide

traanklier en traanbuis
Traanklier maakt traanvocht. Traanvocht beschermt tegen uitdroging en vuiltjes.
Traanbuis voert traanvocht en vuil af naar de neus.

Slide 6 - Tekstslide

Licht en het oog
Het licht komt via de pupil in je oog.
De pupil is een opening in de iris.

Het netvlies is gevoelig voor licht.

De lens zorgt voor een scherp beeld.

Slide 7 - Tekstslide

Binnenkant
Het netvlies zet lichtprikkels om in impulsen en vervoert deze naar de blinde vlek (hier zitten geen zintuigcellen).
en wordt via de oogzenuw vervoert naar de hersenen.

Slide 8 - Tekstslide

harde oogvlies
Dit is het oogwit. Het is stevig!

Functie:
Beschermen wat in je oog zit.

Slide 9 - Tekstslide

hoornvlies
Doorzichtig gedeelte van het harde oogvlies (voor de iris).

Functies:
- bescherming
- licht doorlaten


Slide 10 - Tekstslide

vaatvlies
Laag met bloedvaatjes tussen harde oogvlies en netvlies.
Het gekleurde gedeelte van het vaatvlies noemen we iris.

Functies:
- het oog van voedingsstoffen voorzien



Slide 11 - Tekstslide

iris
Is het gekleurde gedeelte van het vaatvlies.
De iris bevat kringspieren (pupil verkleint bij samen-trekken
) en straalsgewijs lopende spieren (pupil vergroot bij samentrekken) 


Slide 12 - Tekstslide

pupil
Is de opening in het oog (opening in het vaatvlies/iris). 

Functie:
Regelen van hoeveelheid licht.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

lens
Is doorzichtig en ligt achter de pupil.

Functie: Scherp zien.
De lens projecteert de lichtstralen van het voorwerp (object) ondersteboven op de netvlies.
(De oogzenuw brengt het beeld naar de hersenen. De hersenen draaien 
het beeld weer om.) 

Slide 15 - Tekstslide

Zien we op de kop?

Slide 16 - Tekstslide

netvlies
Bevat 2 soorten zintuigcellen:
kegeltjes (3 soorten kleuren: rode, blauwe en groene) en staafjes (schermering licht/donker).

Functie:
lichtprikkels omzetten in (zenuw)impulsen .

Slide 17 - Tekstslide

gele vlek
Is een deel van het netvlies recht achter de pupil. 

Hier valt het licht op als je naar iets kijkt.
 

Slide 18 - Tekstslide

Oogzenuw
Ontvangt impulsen van het netvlies.

Functies:
Impulsen naar hersenen brengen.


Slide 19 - Tekstslide

blinde vlek
De plek op het netvlies waar de oogzenuw het oog uit gaat. Op dit stukje zit geen netvlies. Op dit stukje worden lichtprikkels dus niet omgezet in impulsen.

Slide 20 - Tekstslide

  • We zien kleuren met lichtgevoelige cellen in onze ogen. 
  • Die cellen heten kegeltjes. 
  • Er zijn kegeltjes voor rood licht, groen licht en blauw licht. 
  • Kegeltjes kunnen ook nabijgelegen kleuren zien.

Slide 21 - Tekstslide

glasachtig lichaam
Doorzichtig gedeelte binnen in het oog.

Functies:
- vorm van het oog
- licht doorlaten


Slide 22 - Tekstslide

Werking van je oog
  • Oog heeft 3 lagen: Harde oogvlies, vaatvlies en netvlies
  • Via het bloed in het vaatvlies krijgt je oog alle stoffen
  • Licht gaat door: hoornvlies-> pupil->lens->glasachtig lichaam-> netvlies
  • zintuigen in je netvlies zetten de lichtprikkels om in een bericht

Slide 23 - Tekstslide

verdieping

Slide 24 - Tekstslide

Scherp zien
De lens in het oog wordt boller om dichtbij scherp te zien.

De lens in het oog wordt platter om veraf scherp te zien.

Slide 25 - Tekstslide

Lens in het oog


De afstand tussen de lens en het netvlies is constant (circa 17 mm),
dus de beeldafstand (b, dit is de afstand tussen de lens en het netvlies)  staat vast.
Het oog past dus de brandpuntafstand (f) aan.
Er is een kring van spiertjes rond het ooglens die de lens platter of boller kan maken. Dit wordt accomoderen genoemd.

Slide 26 - Tekstslide

Brillen
De lens van de bril zorgt ervoor dat het voorwerp op de juiste plek in het oog terecht komt. 


Slide 27 - Tekstslide

een bril=
een apparaat met lenzen die het licht op verschillende manieren precies goed breken

Slide 28 - Tekstslide

Bril nodig?
Verziend? 
Dichtbij onscherp, bolle lens / positieve lens (+)

Bijziend?
Veraf onscherp, holle lens / negatieve lens (-)

Slide 29 - Tekstslide

De contactlens
Een plastic lensje op de oogbol in plaats van een bril waardoor je goed kunt zien

Slide 30 - Tekstslide

Samenvatting brillen
Oogafwijkingen:
     -Bijziend: dichtbij scherp, veraf wazig (negatieve bril)
       licht van veraf bundelt te vroeg, beeld minder convergeren
     -Verziend: veraf scherp, dichtbij scherp met concentratie (positieve bril)
       licht van dichtbij bundelt te laat, beeld meer convergeren
     -Oudziend: verslappen van spieren, moeite met accomoderen. (leesbril)

Slide 31 - Tekstslide

experimentje
1. maak een rol van het blaadje
2. houdt de rol voor je rechteroog
3. kijk met beide ogen recht vooruit
4. houdt je linkerhand naast de rol voor je linkeroog
5. beweeg je hand naar je oog

Slide 32 - Tekstslide

Gezichtsbedrog
Iets wat door het oog wordt waargenomen, maar door de hersenen anders geïnterpreteerd wordt.

Slide 33 - Tekstslide

Albino
Het vaatvlies met de bloedvaten loopt over in de iris. Mensen die geen of weinig pigment hebben in hun ogen, huid en haren.
https://erfelijkheid.nl/ziektes/albinisme

Slide 34 - Tekstslide