Woordenschat H3 deel 2: Zoek een voorbeeld

Woordenschat H3 deel 2: 
Zoek een voorbeeld
Welkom 1hv, 
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, schrift, laptop en boek Nederlands.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam. De code staat op het whiteboard.
Stap 4: Beantwoord de startvraag: Noem de voorbeelden uit de zin: Op de leestafel staan verschillende dagbladen, zoals De Telegraaf en de NRC.

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H3 deel 2: 
Zoek een voorbeeld
Welkom 1hv, 
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je leesboek, schrift, laptop en boek Nederlands.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam. De code staat op het whiteboard.
Stap 4: Beantwoord de startvraag: Noem de voorbeelden uit de zin: Op de leestafel staan verschillende dagbladen, zoals De Telegraaf en de NRC.

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Leerdoelen
Ik kan de betekenis van een moeilijk woord raden met behulp van een voorbeeld. Ik ken de betekenis van de woorden van de woordenlijst.
Hoe bereik je dit doel?
  • Lezen in je leesboek + digitale huiswerkcontrole
  • Mondelinge overhoring: H3 t/m hiërarchisch
  • Oefenen met de leerdoelen
  • Huiswerk volgende les: Online: Opdracht 3, 5 en 6 + Leren woordenlijst H3 helemaal.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Je leest 10 minuten in je leesboek.
Je bent helemaal stil tijdens het lezen.
Tijdens het lezen is er de digitale huiswerkcontrole.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Mondelinge overhoring
Een leerling krijgt vijf woorden. Ken je drie van de vijf woorden? Dan heb je het gehaald.
Dit is niet voor een cijfer!

Slide 4 - Tekstslide

Noteer van de volgende zin hoe je het voorbeeld kan herkennen: Er zijn allerlei feestartikelen te koop; je kunt dan denken aan slingers, ballonnen en fopneuzen.

Slide 5 - Open vraag

Noteer van de volgende zin hoe je het voorbeeld kan herkennen: De maatschappij was hiërarchisch ingedeeld. Zo stonden bovenaan de adel en onderaan de boeren en bedienden.

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent het woord: de metropool?

Slide 7 - Open vraag

Iemand bij de neus nemen betekent:
A
Alles doen wat iemand vraagt
B
Teleurgesteld zijn
C
De saaiheid doorbreken
D
Iemand voor de gek houden

Slide 8 - Quizvraag

Ergens feestelijk voor bedanken:
A
iets wel willen doen
B
iets niet willen doen

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent met sint-juttemis?
A
nooit
B
eetgerei
C
trouwen
D
Vijftig jaar worden

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitdrukking wordt hier bedoeld?

Slide 11 - Open vraag

Aan de slag
Wat: Maken opdracht 3, 5 en 6 online.
Hoe: Je overlegt fluisterend. De woordenlijst gaat weg.
Hulp: De docent loopt rond voor vragen.
Tijd: Tot het einde van de les.
Uitkomst: Je werkt aan de leerdoelen: voorbeeld gebruiken om de betekenis te kunnen raden en je kent de woorden van de woordenlijst.
Klaar: Lezen of leren woordenlijst.

Slide 12 - Tekstslide