H1 Pruiken&revoluties proefwerk

De Bataafsche Republiek was een land dat bestond tussen 1795 en 1806.

Hoe heet dit land momenteel?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Verenigde Staten
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Bataafsche Republiek was een land dat bestond tussen 1795 en 1806.

Hoe heet dit land momenteel?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Verenigde Staten
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 1 - Quizvraag

Patriotten streefde naar
A
Vrijheid, gelijkheid en democratie
B
De standenmaatschappij
C
Een grondwet

Slide 2 - Quizvraag

Uit hoeveel standen bestond de Franse standenmaatschappij?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Stelling:
Een gevolg van de Franse revolutie was de afschaffing van de standenmaatschappij.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Kiesrecht hoort bij
A
Monarchie
B
Aristocratie
C
Democratie
D
Democratie

Slide 5 - Quizvraag

Je mag demonstreren.
A
dictatuur
B
democratie
C
dictatuur en democratie
D
communisme

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer grijpt Napoleon de macht?
A
1789
B
1791
C
1795
D
1799

Slide 7 - Quizvraag

Nederland is vanaf 1813 een
A
constitutionele republiek
B
constitutionele monarchie

Slide 8 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de Revolutie in Nederland.

1 Patriotten willen de democratische ideeën van de verlichting in Nederland doorvoeren.
2 Nederland wordt een provincie van Frankrijk.
3 Nederland wordt een eenheidsstaat.
4 Het Franse leger trekt Nederland binnen.
5 De patriotten worden uit Nederland verjaagd.

Zet bovenstaande zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
1 --> 5 --> 4 --> 3 --> 2
B
5 --> 1 --> 2 --> 4 --> 3
C
3 --> 1 --> 4 --> 2 --> 5
D
4 --> 3 --> 1 --> 5 --> 2

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin over Frankrijk in de 18e eeuw is juist?

A
De Franse maatschappij was verdeeld in twee standen.
B
Frankrijk was rijker dan Nederland en Groot-Brittannië.
C
In de pruikentijd droegen alle Fransen een pruik.
D
In Frankrijk hadden adel en geestelijkheid voorrechten.

Slide 10 - Quizvraag

In 1791 werd Frankrijk een ........... monarchie.
A
constitutionele
B
revolutionaire
C
republikeinse
D
koninklijke

Slide 11 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de Franse tijd in Nederland.

Welke zin over de Franse tijd is juist?
A
Na de Franse tijd kwam een eind aan alle maatregelen die in die periode in Nederland waren ingevoerd.
B
Napoleon maakte een eind aan de democratie en maakte van Nederland een koninkrijk en later een deel van Frankrijk.
C
Het decimale stelsel, in gebruik bij meten en wegen en het tellen van geld, was al vóór de Franse tijd in Nederland ingevoerd.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 12 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de revolutie in Nederland.

De bron gaat over Nederland in de jaren:
A
1787-1795.
B
1795-1806.
C
1806-1810.
D
1810-1813.

Slide 13 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de Bataafse Revolutie in Nederland.

Wat veranderde bij de Bataafse Revolutie in 1795?
A
Er werd een parlement (de Nationale Vergadering) gekozen
B
Willem V vluchtte naar Frankrijk
C
Patriotten keerden terug in Nederland met het Pruisisch leger
D
Patriotten riepen de Bataafse monarchie uit.

Slide 14 - Quizvraag

Bestudeer eerst de bron. Welke zinnen zijn juist?
1 Op de tekening ziet de Brit (in het midden) eruit als winnaar.
2 Op de tekening ziet de Brit (in het midden) eruit als verliezer.
3 Op de tekening zien de kolonisten eruit als winnaars.
4 Op de tekening zien de kolonisten eruit als verliezers.
5 De tekenaar was een voorstander van de Britse overheersing in Boston.

A
2 en 3
B
2, 4 en 5
C
1, 4 en 5
D
2, 3 en 4

Slide 15 - Quizvraag

Deze opdracht gaat over de handel in slaven

Wat is het juiste antwoord?
A
De slavenhandel begon in de 17e eeuw en eindigde na vier eeuwen.
B
Slaven kregen dezelfde behandeling als andere werknemers op een plantage.
C
Slaven kregen dezelfde behandeling als andere werknemers op een plantage.
D
Slavenhandelaren verkochten mensen alsof zij producten waren.

Slide 16 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij.

Welke zin over de bron is juist?
A
De bron is een voorbeeld van de manier waarop de meeste slavenhouders omgingen met hun slaven.
B
De maker van deze bron heeft geen mening over de gebeurtenis die hij heeft afgebeeld.
C
De slaven op deze afbeelding kregen hun vrijheid van de Fransen.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 17 - Quizvraag

Lees hieronder de volgende bron van Napoleon over ongelijkheid uit 1804:

'Mensen worden niet gelijk geboren, niet lichamelijk en niet in wat ze kunnen. Het toeval en allerlei omstandigheden veroorzaken sociale ongelijkheid.
Deze moet verzacht worden met menselijkheid, weldadigheid en medelijden'.

De bron hierboven is een voorbeeld van verlicht denken, want...
A
volgens de bron moeten mensen iets doen tegen sociale ongelijkheid.
B
volgens de bron moeten mensen de sociale ongelijkheid accepteren.
C
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 18 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de revolutie in Nederland.

1 De patriotten grijpen in veel steden de macht.
2 De patriotten roepen de Bataafse Republiek uit.
3 De patriotten vallen met het Franse leger Nederland binnen.
4 De patriotten worden verjaagd.

Zet de bovenstaande 4 zinnen in de juiste tijdsvolgorde:


A
1 --> 4 --> 3 --> 2
B
4 --> 1 --> 3 --> 2
C
1 --> 3 --> 4 --> 2
D
4 --> 1 --> 2 --> 3

Slide 19 - Quizvraag

Lees eerst de bron.

Welke zin over de bron is juist?
A
De schrijver roept de bevolking op te streven naar vrijheid zonder hulp van de prins.
B
Uit de bron blijkt de ontevredenheid van de Nederlanders over de economie.
C
De schrijver roept de bevolking op te streven naar vrijheid met hulp van de Staten.
D
De schrijver van de tekst is geen patriot.

Slide 20 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij. Gebruik de vier zinnen over slavernij in de Verenigde Staten.

Welke uitspraak is juist?
A
De slavernij werd in de hele Verenigde Staten in 1865 in één keer afgeschaft.
B
In de grondwet van de Verenigde Staten stond dat alle mensen gelijk waren, behalve slaven.
C
In de noordelijke staten was de invloed van de abolitionisten het grootst.
D
Voor de noordelijke staten was de slavernij economisch zeer belangrijk.

Slide 21 - Quizvraag

Deze vraag gaat over revolutie in Nederland.

1. De Bataafse Republiek wordt uitgeroepen.
2. De democratie in Nederland wordt afgeschaft.
3. Nederland wordt ingelijfd bij Frankrijk.
4. Nederland wordt het Koninkrijk Holland.

Zet bovenstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:

A
1 --> 2 --> 4 --> 3
B
2 --> 1 --> 4 --> 3
C
1 --> 4 --> 2 --> 3
D
1 --> 2 --> 3 --> 4

Slide 22 - Quizvraag

De vraag gaat over de Verlichting.

Welke zin is juist?
A
Aanhangers van de verlichting geloofden dat God rechtstreeks ingreep in het leven van de mens.
B
De verlichting ontstond buiten Europa, maar de ideeën ervan werden overgenomen door westerse denkers.
C
Verlichte denkers geloofden dat alle mensen gelijk geboren waren.
D
Volgens de ideeën van de verlichting moest de vorst de absolute macht in een land hebben.

Slide 23 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de Pruikentijd.

Welke opmerking is juist?
A
In de 18e eeuw ging het niet goed met de Nederlandse economie, maar er was wel een kleine groep rijke families.
B
In Frankrijk moest iedereen belasting betalen.
C
In Frankrijk vormde de eerste stand het grootste deel van de bevolking.
D
Geen van de opmerkingen is juist.

Slide 24 - Quizvraag

Aanhangers van de verlichting...
A
... dachten dat je met religie alles kunt verklaren.
B
... waren voor verdraagzaamheid, gelijkheid en vrijheid.
C
... wilden de maatschappij houden zoals deze was.
D
... geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag die bij de bron past?
A
Hoe ziet het planetarium van Eise Eisinga eruit?
B
Op welke manier werd Eise Eisinga beïnvloed door de ideeën van de verlichting?
C
Wat vind je ervan dat Eisinga het planetarium in zijn eentje bouwde?
D
Geen van de genoemde antwoorden is een voorbeeld van een VERKLARENDE onderzoeksvraag die bij de bron past.

Slide 26 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de revolutie in Nederland.

Welke zin is juist?
A
Aanhangers van de stadhouder vormden vrijkorpsen.
B
De patriotten waren ontevreden met het bestuur van de stadhouder en de regenten.
C
De stadhouder en de regenten werden in 1787 verjaagd.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 27 - Quizvraag

Welke verandering vond in Nederland plaats in de Franse tijd?
A
Geen van de genoemde veranderingen is juist.
B
De dienstplicht werd afgeschaft.
C
Het burgerlijk recht werd afgeschaft.
D
Het metriek stelsel werd ingevoerd.

Slide 28 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de afschaffing van de slavernij.
Welke zin is juist?
A
Nederland schafte de slavernij eerst af in Suriname en de Antillen en pas later ook in Indonesië.
B
Na slavenopstanden riepen opstandelingen in 1804 de republiek Haïti uit.
C
Onder Franse druk schafte Nederland de slavenhandel af.
D
geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 29 - Quizvraag