H1 Elektriciteit HAVO3

Elektriciteit
Hoofdstuk 1
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit
Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Vermogen en energie
§2

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1.2.1 Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen, spanning en stroomsterkte.
1.2.2 Je kunt berekeningen maken met het verband tussen energie, vermogen en tijd.
1.2.3 Je kunt de eenheden joule en kilowattuur naar elkaar omrekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Vermogen
  • Recht evenredig met spanning en stroomsterkte.
  • Eenheid = Watt.
  • vermogen (W) = spanning (V) x stroomsterkte (A) *
P=UI
De formule moet je ook kunnen omvormen!

Slide 4 - Tekstslide

Paspoort: Vermogen
  • Grootheid: Vermogen.
  • Symbool: P
  • Eenheid: Watt
  • Afkorting van de eenheid: W
  • Vermogen van 250 Watt
  • P=250 W *

Slide 5 - Tekstslide

Energie en vermogen
  • Formule van elektrisch vermogen wordt vaak samen gebruikt met de formule van elektrische energie.
  • elektrische energie (J) = vermogen (W) x tijd (s) 
  • In de volgende oefening zullen we beiden combineren. *
P=UI
E=Pt

Slide 6 - Tekstslide

Liam heeft een proef uitgevoerd met een ventilator uit een computer. Als de ventilator op de juiste spanning (4,3 V) werkt, geeft de stroommeter een stroomsterkte aan van 48 mA.

Bereken hoeveel elektrische energie de ventilator in één minuut verbruikt.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Joule en Kilowattuur
  • De Kilowattuur (kWh) is eigenlijk overbodig.
  • Toch nog veel gebruik bij bijvoorbeeld bedrijven en thuis.
  • 1kWh staat gelijk aan 3,6 MJ
  • 1 MJ staat gelijk aan 1 miljoen J *

                                                           x 3,6

                                                            : 3,6
kWh
MJ

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
1.2.1 Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen, spanning en stroomsterkte.
1.2.2 Je kunt berekeningen maken met het verband tussen energie, vermogen en tijd.
1.2.3 Je kunt de eenheden joule en kilowattuur naar elkaar omrekenen.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk: lezen en maken
  • Bladzijde 19 t/m 27

  • H3J → Woensdag 6 december
  • H3I → Donderdag 7 december

Slide 10 - Tekstslide

Elektrische energie vervoeren
§1

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt de onderdelen van een elektriciteitscentrale beschrijven.
1.1.2  Je kunt de kenmerken van gelijkspanning en wisselspanning met elkaar vergelijken.
1.1.3 Je kunt uitleggen waarom in het elektriciteitsnet verschillende spanningen worden gebruikt.
1.1.4 Je kunt het principe van een transformator uitleggen.
1.1.5 Je kunt aan de hand van de verhouding van het aantal windingen de spanningsverhoging of spanningsverlaging in een transformator berekenen.

Slide 12 - Tekstslide

De transformator
  • Bestaat uit 2 spoelen en een week-ijzeren kern.
  • Er loopt een wisselspanning door de eerste (primaire) spoel.
  • De weekijzeren kern wordt gemagnetiseerd. Hierdoor verandert 100 x per minuut de richting van het magneetveld.
  • Dit magneetveld veranderd ook bij de tweede (secundaire) spoel.
  • Dit zorgt ervoor dat de spanning veranderd. *

Slide 13 - Tekstslide

Omhoog transformeren
spoel met laag aantal windingen
60 windingen
spoel met hoog aantal windingen
600 windingen
10x meer windingen
120V → 1200V

Slide 14 - Tekstslide

Omlaag transformeren
spoel met hoog aantal windingen
600 windingen
spoel met laag aantal windingen
6 windingen
100x minder windingen
120V → 1,2V

Slide 15 - Tekstslide

Verband tussen aantal windingen en de spanningEnergie en vermogen
  • aantal windingen primair →
  • aantal windingen secundair →
  • primaire spanning (V) →
  • secundaire spanning (V) →         *
np
ns
Up
Us
UsUp=nsnp

Slide 16 - Tekstslide

De transformator van een deurbel heeft een primaire spoel met 800 windingen en een secundaire spoel met 32 windingen. De primaire spoel is aangesloten op het lichtnet (230 V).
Bereken de secundaire spanning.
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd
  •  
Oplossing
Conclusie:

Slide 17 - Tekstslide

De Elektriciteitscentrale
Dit zijn de branders. Hier wordt een brandstof verbrand en water verwarmd. Dit water wordt stoom met een hoge temperatuur en druk.
1
Dit is de condensor. Hier komt de stoom terecht om weer afgekoeld te worden tot water. Dit water kan dan weer opnieuw gebruikt worden.
4
Dit is de turbine. Hier komt de stoom met een hoge druk tegen de schoepen. De as van de turbine gaat hierdoor draaien.
2
De as van de turbine staat aangesloten op de generator. Dit is eigenlijk een grote dynamo waar elektrische energie wordt opgewekt.
3

Slide 18 - Tekstslide

Het elektriciteitsnet
  • De kabels worden warm. Dit komt doordat elektrische energie in de kabel wordt omgezet door warmte. Hierdoor krijg je Energieverlies. 
  • Des te hoger de spanning des te minder energieverlies.
  • Daarom wordt bij de elektriciteitscentrale de energie omhoog getransformeerd naar een hoogspanning van 380kV (kilovolt).
  • Vervolgens wordt in verdeelstation de spanning lager naar 10kV.
  • In de woonwijken wordt in een transformatorhuisje de spanning naar 230V gebracht. Dit wordt de netspanning genoemd. *

Slide 19 - Tekstslide

Gelijkspanning en Wisselspanning


  • Een gelijkspanning heeft overal dezelfde spanning.
  • Een wisselspanning heeft een wisselende spanning
  • Hoe vaak per seconde je een golf hebt wordt hertz (Hz) genoemd
  • Een wisselspanning van 50 golven per seconde = 50 Hz

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt de onderdelen van een elektriciteitscentrale beschrijven.
1.1.2  Je kunt de kenmerken van gelijkspanning en wisselspanning met elkaar vergelijken.
1.1.3 Je kunt uitleggen waarom in het elektriciteitsnet verschillende spanningen worden gebruikt.
1.1.4 Je kunt het principe van een transformator uitleggen.
1.1.5 Je kunt aan de hand van de verhouding van het aantal windingen de spanningsverhoging of spanningsverlaging in een transformator berekenen.

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk: lezen en maken
  • Bladzijde 10 t/m 18
  • Opdracht 1 t/m 4 en 7 t/m 9

  • H3J → Woensdag 13 december
  • H3I → Donderdag 14 december

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk Controle!
Leg jullie boeken open op blz. 23!

Slide 23 - Tekstslide

Elektriciteit in huis
§3

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
1.3.1 Je kunt de totale stroomsterkte in een groep berekenen.
1.3.2 Je kunt het totale vermogen berekenen dat op een groep is aangesloten.
1.3.3 Je kunt berekenen of in een groep overbelasting optreedt.
1.3.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met overbelasting en kortsluiting.
1.3.5 Je kunt de functie benoemen van de verschillende kleuren elektriciteitsdraden.

Slide 25 - Tekstslide

De huisinstallatie
  • De hoofdleiding komt via de deur binnen.
  • De energiemeter meet hoeveel energie er verbruikt wordt.
  • Hierna wordt de energieleiding
     gesplitst in 4-6 groepen.
  • Deze groepen kunnen aan de
     hand van de groepsschakelaar uit
     of aangezet worden. *

Slide 26 - Tekstslide

Spanning in de huisinstallatie
  • Een groep bestaat uit verschillende parralel geschakelde stroomdraden.
  • Doordat de stroomdraden parralel geschakeld zijn is de spanning overal hetzelfde. *
Utot=U1=U2=U3=...=230V

Slide 27 - Tekstslide

Stroomsterkte in de huisinstallatie
  • Als een apparaat aan staat loopt er door de energieleiding stroom.
  • Als een apparaat een hoog vermogen (  ) heeft dan heeft hij ook een hoge stroomsterkte (  ). 
  • De totale stroomsterkte van een groep kun je berekenen door alle stroomsterktes bij elkaar op te tellen. *
Itot=I1+I2+I3+....
P
I

Slide 28 - Tekstslide

Vermogen in de huisinstallatie
  • Het totale vermogen van apparaten die aan staan in een groep berekenen door de vermogens op te tellen.

  • Je kunt het totale vermogen ook berekenen door eerst de totale stroomsterkte te berekenen en dit keer de netspanning te doen. *
Ptot=P1+P2+P3+...
Ptot=UItot

Slide 29 - Tekstslide

Overbelasting
  • Als de stroomsterkte in een leiding te groot wordt kan deze te warm worden en brandgevaar als gevolg hebben. 
  • In woningen is de maximale stroomsterkte op een groep meestal 16A.


  • Als het vermogen op een groep dus meer dan 3,7 kW is dan heb je overbelasting.*
Ptot=UItot=23016=3680W=3,7kW

Slide 30 - Tekstslide

In de woonkamer staat een tv met een stroomsterkte van 6A, een radio met een stroomsterkte van 4A en een koelkast met een stroomsterkte van 10A. Hoeveel is het totale vermogen van de groep in de woonkamer? Raakt de groep in de woonkamer overbelast als je ze allemaal aan hebt staan?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd

  •  
Oplossing
Conclusie:
timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Kortsluiting
  • Draden en apparaten hebben een weerstand. Deze bepaald hoe makkelijk   stroom er doorheen kan stromen.
  • Stroom pakt liever de weg met
     de minste weerstand.
  • Hierdoor kan kortsluiting
    ontstaan.

Slide 32 - Tekstslide

Fasedraad, nuldraad en schakeldraad
  • Op de fasedraad (bruin) staat spanning (230V)
  • Op de nuldraad (blauw) staat geen spanning.
  • De fasedraad kan ook op een schakelaar zijn aangesloten.
     Uit de schakelaar komt dan een zwarte draad die de schakeldraad heet.
  • De schakeldraad is meestal zwart en heeft alleen spanning
     als de schakelaar aan staat. *

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen
1.3.1 Je kunt de totale stroomsterkte in een groep berekenen.
1.3.2 Je kunt het totale vermogen berekenen dat op een groep is aangesloten.
1.3.3 Je kunt berekenen of in een groep overbelasting optreedt.
1.3.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met overbelasting en kortsluiting.
1.3.5 Je kunt de functie benoemen van de verschillende kleuren elektriciteitsdraden.

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk: lezen en maken
  • Bladzijde 28 t/m 37
  • Opdracht 1, 2, 4 en 6 t/m 9

  • H3J → Woensdag 17 januari
  • H3I → Donderdag 18 januari

Slide 35 - Tekstslide

Elektriciteit en veiligheid
§4

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoelen
1.4.1 Je kunt uitleggen wat de gevaren van elektriciteit zijn.
1.4.2 Je kunt uitleggen wanneer een apparaat dubbel geïsoleerd moet zijn.
1.4.3 Je kunt uitleggen wat de functie van installatieautomaten (groepszekeringen) is.
1.4.4 Je kunt de functie van een aardlekschakelaar uitleggen.
1.4.5 Je kunt de funcite van randaarde beschrijven.

Slide 37 - Tekstslide

Stroom op het lichaam
  • De grote van de stroomsterkte hangt af van de weerstand van je lichaam. 
  • Dit noemen we de lichaamsweerstand en die is niet groot.

  • De contactweerstand is de plaats waar de stroom het lichaam in en uit gaat.
  • Hier is de weerstand het grootst.

  • Des te hoger de stroomsterkte des te gevaarlijker de schok kan zijn.*

Slide 38 - Tekstslide

Zekeringen
  • Voor elke groep is er een groepszekering.
  • Deze schakelt de stroom op een groep uit
     als de stroom te groot wordt (16A). 
  • In moderne huisinstallaties wordt gebruik
     gemaakt van installatieautomaten.
  • Deze werken met een klepje in plaats van
     zekeringen.

Slide 39 - Tekstslide

Isolatie
  • Apparaten en draden kunnen enkel of dubbel geïsoleerd zijn.
  • Isolatie voorkomt kortsluiting en zorgt ervoor dat je een draad kunt vastpakken zonder een schok te krijgen.
  • Apparaten kunnen ook dubbel geïsoleerd zijn doordat de stroomdraden aan de binnenkant geïsoleerd is en de buitenkant van een apparaat van een niet-geleidende stof is gemaakt.

Slide 40 - Tekstslide

De aardlekschakelaar
  • In de meterkast zit ook een aardlekschakelaar.
  • Deze vergelijkt de stroomsterkte in de fasedraad en de nuldraad van een   apparaat.
  • Als de stroom even groot is dan laat de aardlekschakelaar de stroom door.
  • Als het verschil groter wordt dan 30mA schakelt deze de stroom uit.

Slide 41 - Tekstslide

Lekstroom
  • Als de stroomsterkte over de fasedraad en nuldraad verschilt dan ontsnapt er ergens stroom. Dit wordt de lekstroom genoemd.
  •  
  • Als het verschil tussen
     de fasedraad en nuldraad
     boven de 30 mA komt
     wordt de stroom
     uitgeschakelt door de
     aardlekschakelaar.
Ilek=IfasedraadInuldraad

Slide 42 - Tekstslide

Over de fasedraad van een tv staat 0,26 A. Over de nuldraad staat een stroomsterkte van 0,22 A. Je raakt de tv aan. Hoe groot is de lekstroom? Zal de aardlekschakelaar de stroom uitzetten?
Gegevens
  •  
  •  
  •  
Gevraagd

  •  
Oplossing
Conclusie:
timer
5:00

Slide 43 - Tekstslide

Randaarde
  • De randaarde is een extra groengele draad die bij sommige apparaten voor extra veiligheid zorgt.
  • Deze kabel maakt contact met de buitenkant van het apparaat.
  • Mocht er een lekstroom zijn dan stuurt de randaarde deze naar de meterkast waar de aardlekschakelaar aan gaat.
  • Deze stroom wordt dan via een 
     metalen pin de bodem in geleid.
  • Deze metalen pin noemen we de
     aardelektrode

Slide 44 - Tekstslide

Leerdoelen
1.4.1 Je kunt uitleggen wat de gevaren van elektriciteit zijn.
1.4.2 Je kunt uitleggen wanneer een apparaat dubbel geïsoleerd moet zijn.
1.4.3 Je kunt uitleggen wat de functie van installatieautomaten (groepszekeringen) is.
1.4.4 Je kunt de functie van een aardlekschakelaar uitleggen.
1.4.5 Je kunt de funcite van randaarde beschrijven.

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk: lezen en maken
  • Paragraaf 3
  • Bladzijde 28 t/m 37
  • Opdracht 1, 2, 4 en 6 t/m 9

  • Paragraaf 4
  • Bladzijde 39 t/m 45
  • Opdracht 1 t/m 3, 5, 8 t/m 10

  • H3J → Woensdag 17 januari, H3I → Donderdag 18 januari

Slide 46 - Tekstslide