Je hebt geleerd:
- Wat het verschil is tussen het fenotype en het genotype van een organisme
- Dat in de celkern chromosomen liggen, die bestaan uit DNA
- Hoeveel chromosomen een lichaamscel bevat
- Wat genen en allelen zijn
- Hoeveel chromosomen er in geslachtscellen voorkomen
- Dat genen coderen voor eiwitten