De leerling kan een afstand op de kaart berekenen met behulp van de schaallijn.
De leerling kan de plaats van een voorwerp in een bovenaanzicht tekenen.
De leerling kan in eigen woorden vertellen wat een koers en een koershoek is.
De leerling kan de koershoek meten met zijn/haar windroos.
De leerling kan de koershoek tekenen met zijn/haar windroos.